Koninkrijk Gods In het Nieuwe Testament wordt driemaal geschreven over de zogenaamde "buitenste duisternis". Alle passages bevinden zich echter in het evangelie van Mattheüs. De duisternis die buiten is (skotos to exoteron), staat er eigenlijk letterlijk in het Grieks. Al deze verzen worden genoemd in verband met het koninkrijk der hemelen, of beter gezegd: het koninkrijk dat vanuit de hemel komt (basileia ton ouranon). Het koninkrijk der hemelen is namelijk geen koninkrijk ín de hemel, maar een koninkrijk dat op aarde gevestigd zal worden vanuit de hemelen. We kennen het ook als "Koninkrijk Gods", wat vooral de nadruk legt op Degene van Wie het Koninkrijk is. Andere bekende elementen bij deze buitenste duisternis zijn: wening (huilen) en knarsetanden. Vooral het laatste begrip helpt ons goed om wat meer parallelverzen te krijgen, waardoor we ons een wat breder perspectief kunnen vormen. In totaal zijn er 7 kernverzen die iets vertellen over deze doctrine, ook al wordt niet overal specifiek over deze buitenste duisternis gepraat. Verder hebben de aanhangers nog wat andere Bijbelteksten die zij utiliseren om hun dogma te kunnen verkopen. "Toen Jezus Kapernaüm binnengegaan was, kwam er een hoofdman over honderd naar Hem toe, die Hem smeekte: Heere, mijn knecht ligt verlamd thuis en lijdt hevige pijn. En Jezus zei tegen hem: Ik zal komen en hem genezen. De hoofdman antwoordde en zei: Heere, ik ben het niet waard dat U onder mijn dak komt; maar spreek slechts een woord, en mijn knecht zal genezen zijn. Want ook ik ben een mens onder het gezag van anderen en heb zelf soldaten onder mij; ik zeg tegen de één: Ga! en hij gaat; en tegen de ander: Kom! en hij komt; en tegen mijn dienaar: Doe dat! en hij doet het. Toen Jezus dit hoorde, verwonderde Hij Zich, en zei tegen hen die Hem volgden: Voorwaar, Ik zeg u: Ik heb zelfs in Israël zo'n groot geloof niet gevonden. Maar Ik zeg u dat er velen zullen komen van oost en west en zij zullen aan tafel gaan met Abraham, Izak en Jakob in het Koninkrijk der hemelen, en de kinderen van het Koninkrijk zullen buitengeworpen worden in de buitenste duisternis; daar zal gejammer zijn en tandengeknars. En Jezus zei tegen de hoofdman: Ga heen, en het zal u gaan zoals u geloofd hebt. En zijn knecht is gezond geworden op datzelfde moment." (Mattheüs 8:5-13, HSV)
Koninkrijk der Hemelen Laten we eerst eens bepalen wat dit mysterieuze koninkrijk is, waar Jezus het telkens over heeft, voordat we bepalen wie de "kinderen" ervan zijn. Het koninkrijk der hemelen wordt als eerste genoemd in het boek Daniël, in hoofdstuk 2, vers 44. "In de dagen van die koningen zal de God van de hemel echter een Koninkrijk doen opkomen dat voor eeuwig niet te gronde zal gaan en waarvan de heerschappij niet op een ander volk zal overgaan. Het zal al die andere koninkrijken verbrijzelen en tenietdoen, maar zelf zal het voor eeuwig standhouden." De dagen van die koningen refereert terug naar de dagen waarin de 10 koningen (de 10 tenen van de voeten van ijzer en leem) zullen heersen. Ook Openbaring 17 spreekt hier bijvoorbeeld over. Dit is middenin de grote verdrukking. Jezus kwam niet zómaar met een nieuwe doctrine op de proppen. Hij sprak over een koninkrijk wat al lang geleden was beloofd aan de Israëlieten. Zelfs vóór Daniël werd er al over gesproken; het was beloofd aan David (2 Samuël 7:10-19), maar zelfs al aan Abraham, Izaäk en Jakob. Zie voor een uitgebreidere uitleg dit uittreksel uit mijn laatste (gratis) e-book. Hierin weerleg ik ook alle misverstanden. Veel christenen menen immers dat wij christenen onderdeel zijn van dit koninkrijk. Dat is echter niet het geval. In de toekomst zullen wij in onze verheerlijkte lichamen deel uitmaken van dat koninkrijk (1 Kor. 15:51-52), maar zover is het nog niet. Het koninkrijk is primair aan de Israëlieten beloofd. In Openbaring 20 zien we hoe dat eruit ziet. Maar liefst 1000 jaar lang zal Jezus regeren vanaf de troon van David. Ook in Mattheüs 25:31 lezen we daarover. Jezus begon net als Johannes de Doper (Matth. 3:2) aan het begin van Zijn bediening te prediken dat het Koninkrijk nabij was (dus nog niet gerealiseerd!) Hierover lezen we onder andere in Mattheüs 4:17. Hij begint hen te vertellen hoe het eraan toe dient te gaan in het Koninkrijk, en dat is de context van de Bergrede (Mattheüs 5-7). Dit is de aanloop naar het eerste vers waarin gesproken werd over die "buitenste duisternis". Twee hoofdstukken later (Mattheüs 10:5-7) lezen we echter dat het evangelie van dit koninkrijk niet eens voor ons heidenen bedoeld is! Kinderen van het koninkrijk Wie zijn dan die zogenaamde kinderen van het koninkrijk? Enkel in de gelijkenis van Mattheüs 13 vinden we deze precieze woordsnede. In de verzen 24-30 wordt de gelijkenis van het graan en het onkruid verteld. Het goede zaad zijn de kinderen van het koninkrijk, vertelt Jezus later bij de uitleg in vers 36-43. Toch zitten daar ook kinderen van de boze tussen, leren we uit de gelijkenis. Het verschil is zó moeilijk uit elkaar te houden, dat de oogsters tot het einde moeten wachten om het onkruid eruit te trekken en te verbranden. Merk op dat er een duidelijke tweedeling is in zowel Mattheüs 8 als 13. Graan versus onkruid. Goed versus slecht. Maar ook: gelovige heidenen (zoals de Romeinse hoofdman) versus ongelovige Joden (farizeeërs bijv.) Dít is wat Jezus over wil brengen. Dít is de context. We kunnen voorlopig dus concluderen dat 1. het koninkrijk der hemelen de context is van dit gebeuren, 2. dit koninkrijk beloofd was aan de fysieke Joden en niet aan de heidenen (Matth. 10:5-7), 3. de komst van dit koninkrijk aan het einde van de grote verdrukking te plaatsen is (Dan. 2:44, Matth. 25:31, Openb. 19/20) en 4. met de kinderen van dit koninkrijk dus de fysieke afstammelingen van Israël bedoeld worden. Zij zijn de eigenlijke erfgenamen. Ze waren allemaal uitgenodigd, geroepen. Maar niet iedereen kwam. En daarom waren ze niet allemaal uitverkoren. Daarmee komen we bij de volgende kerntekst. "En Jezus antwoordde en sprak opnieuw tot hen door gelijkenissen, en zei: Het Koninkrijk der hemelen is gelijk aan een zeker koning die voor zijn zoon een bruiloft bereid had, en hij stuurde zijn dienaren eropuit om de genodigden voor de bruiloft te roepen. Maar zij wilden niet komen. Opnieuw stuurde hij dienaren eropuit, andere, en hij zei: Zeg tegen de genodigden: Zie, ik heb mijn middagmaal gereedgemaakt; mijn ossen en de gemeste dieren zijn geslacht, en alle dingen zijn gereed. Kom naar de bruiloft. Maar zij sloegen er geen acht op en gingen weg, de één naar zijn akker, de ander naar zijn zaken. En de anderen grepen zijn dienaren, behandelden hen smadelijk en doodden hen. Toen de koning dat hoorde, werd hij boos. En hij stuurde zijn legers, bracht die moordenaars om en stak hun stad in brand. Toen zei hij tegen zijn dienaren: De bruiloft is wel bereid, maar de genodigden waren het niet waard. Ga daarom naar de kruispunten van de landwegen en nodig er voor de bruiloft zovelen uit als u er maar zult vinden. En die dienaren gingen naar de wegen, verzamelden allen die zij vonden, zowel slechte als goede mensen; en de bruiloftszaal werd gevuld met gasten. Toen de koning naar binnen was gegaan om de gasten te overzien, zag hij daar iemand die niet gekleed was in bruiloftskleding. En hij zei tegen hem: Vriend, hoe bent u hier binnengekomen terwijl u geen bruiloftskleding aan hebt? En hij zweeg. Toen zei de koning tegen de dienaars: Bind hem aan handen en voeten, neem hem mee en werp hem uit in de buitenste duisternis; daar zal gejammer zijn en tandengeknars. Want velen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren." (Mattheüs 22:1-14, HSV) Bruiloft In deze gelijkenis zien we dat een Koning een bruiloft voor Zijn Zoon bereid heeft. Dit doet meteen al sterk denken aan het Bruiloftsmaal uit Openbaring 19, aan het einde van de grote verdrukking, als Israël in het nauw zit. Ook hier is weer een tweedeling op te merken: de ongehoorzame genodigden versus de gehoorzame landlopers. Merk op dat zowel goede als slechte mensen toegelaten worden op het feestmaal. Hoe kan dat? De clou zit 'm in het laatste stuk van de gelijkenis, waardoor duidelijk wordt waarmee iemand toegang krijgt tot het feestmaal. In de Joodse traditie was het gewoon dat de gastheer voor de kleding zorgde van de gasten. Één man wilde echter zijn eigen kleding (lees: zijn eigen rechtvaardigheid) liever aandoen. Dat zou ik niemand van u aanraden, als u voor God wilt verschijnen. Zelfs onze beste werken zijn immers als vieze vodden, schrijft Jesaja in hoofdstuk 64:6. Nee, we moeten ons laten kleden met Zíjn rechtvaardigheid, door te geloven dat Hij voor onze zonden is gestorven, begraven en opgestaan (2 Corinthiërs 5:21). Zowel de "goede" als de "slechte" mensen waren dus gekleed in de kleding van de Gastheer. Hierin zien we al dat dus ook vleselijke christenen welkom zijn op het Bruilofstmaal. Ze zullen vermoedelijk loon verliezen (1 Cor. 3:10-15, 2 Joh. 8, Openbaring 3:11), maar nóóít hun redding (Joh. 10:28-29, Rom. 8:38-39, etc.) Ze worden niet in de buitenste duisternis geworpen, maar missen bijvoorbeeld een kroon en zullen in die zin "beschaamd" zijn. Net zoals uw klasgenoot misschien cum laude slaagde en u niet. Voor een kort moment zult u wellicht even denken: "Had ik maar meer mijn best gedaan, dan had ik dat predicaat nu ook gehad." Maar dat is maar een kleine periode beschoren. De vreugde van het behalen van uw eigen examen voert de hoofdtoon. Laat u ook niet in de war brengen door het woord "vriend". Ook Judas werd door Jezus vriend genoemd in Mattheüs 26:50, en van hem weten we hoe het afgelopen is (Hand. 1:25). "Want het is als iemand die naar het buitenland ging, zijn eigen dienaren bij zich riep en hun zijn bezittingen toevertrouwde. En aan de één gaf hij 5 talenten, aan de ander 2 en aan de derde 1, ieder naar zijn bekwaamheid, en hij reisde meteen weg. Hij die de 5 talenten ontvangen had, ging weg en handelde daarmee en hij verdiende 5 andere talenten erbij. Evenzo verdiende degene die de 2 talenten ontvangen had, er nog 2 bij. Maar hij die het ene ontvangen had, ging weg en groef een gat in de grond en verborg het geld van zijn heer. Na lange tijd kwam de heer van die dienaren terug en hield afrekening met hen. En degene die de 5 talenten ontvangen had, kwam en bracht nog 5 talenten bij hem, en hij zei: Heer, 5 talenten hebt u mij gegeven; zie, nog 5 talenten heb ik aan winst gemaakt. Zijn heer zei tegen hem: Goed gedaan, goede en trouwe dienaar, over weinig bent u trouw geweest, over veel zal ik u aanstellen; ga in, in de vreugde van uw heer. En degene die de 2 talenten ontvangen had, kwam ook naar hem toe en zei: Heer, 2 talenten hebt u mij gegeven, zie, 2 andere talenten heb ik aan winst gemaakt. Zijn heer zei tegen hem: Goed gedaan, goede en trouwe dienaar, over weinig bent u trouw geweest, over veel zal ik u aanstellen; ga in, in de vreugde van uw heer. Maar hij die het ene talent ontvangen had, kwam ook en zei: Heer, ik wist dat u een streng man bent, omdat u maait waar u niet gezaaid hebt, en inzamelt van de plaats waar u niet gestrooid hebt. En ik ben bevreesd weggegaan en heb uw talent verborgen in de grond; zie, hier hebt u het uwe. Maar zijn heer antwoordde en zei tegen hem: Slechte en luie dienaar, u wist dat ik maai waar ik niet gezaaid heb en van de plaats inzamel waar ik niet gestrooid heb. Dan had u mijn geld aan de bankiers moeten geven, en ik zou bij mijn komst het mijne met rente teruggekregen hebben. Neem daarom het talent van hem af en geef het aan hem die de 10 talenten heeft. Want ieder die heeft, aan hem zal gegeven worden, en hij zal overvloedig hebben; maar van hem die niet heeft, van hem zal afgenomen worden ook wat hij heeft. En werp de onnutte dienaar uit in de buitenste duisternis; daar zal gejammer zijn en tandengeknars." (Mattheüs 25:14-30, HSV)
Dispensaties In zowel Mattheüs 24 als 25 gaat het nérgens over de opname van de gemeente. Echt? Jup. We hebben dat al eens uitgebreid behandeld in dit artikel over de 5 wijze en 5 dwaze maagden. We hebben als christenen nogal vaak de neiging om allerlei teksten op onszelf te betrekken, maar waarom doen we dat eigenlijk? Moeten wij Leviticus lezen als iets dat op ons als de kerk betrekking heeft? Natuurlijk niet. Om die reden praten we over zgn. dispensaties; aparte administratieve periodes waarin God anders omgaat met verschillende groepen mensen. God heeft een programma voor de Joden én een programma voor de kerk. Het toepassen van doctrines uit het millennium is dispensationele misplaatsing, omdat dit koninkrijk primair voor de Joden bedoeld is. En dan bedoel ik met name de aanloop er naartoe; de grote verdrukking heet niet voor niets Jakobs benauwdheid (Jeremia 30:6-7, zie ook Dan. 12:1 en Mattheüs 24:15-21). Israëls oude naam wordt gebruikt om hiermee haar ongehoorzaamheid te communiceren. Laten we als kerk niet de mailbox van Israël lezen. God heeft met haar immers een plan dat wat afwijkt dan dat van de gemeente. Israël Gods Wij zijn als kerk, als gemeente reeds gered door het bloed van Jezus Christus, indien wij daarin geloven althans. Alle beloften die God aan Israël heeft gedaan, zijn echter nog steeds geldig. Het deel van Israël dat uiteindelijk een besneden hart zal hebben (Rom. 2:28-29), zal gered worden (Rom. 11:25-26). Dat wordt ook wel het Israël Gods genoemd (Galaten 6:16). En laten we ervoor waken dat wij menen dat de kerk Israël vervangen heeft of dat we samen het nieuwe geestelijke Israël zijn. Er zijn wel degelijk nog beloften van God jegens het fysiek Israël gedaan, die niet in vervulling gegaan zijn. Nergens wordt de kerk in het Nieuwe Testament geestelijk Israël genoemd. Paulus schrijft aan zijn geloofsgenoten naar het vlees vanaf Romeinen 9:3, dat zij weliswaar kinderen van Abraham zijn, maar dat dat nog niet zegt dat zij ook geestelijk kinderen van Abraham zijn. Andersom zijn wij als kerk geënt op de edele olijfboom, en in geestelijke zin dus op te vatten als geestelijke kinderen van Abraham, maar dat maakt ons nog niet geestelijk Israël. Abraham zou immers de vader worden van véle volken (Gen. 17:4-5). Ismaël was bijvoorbeeld ook een kind van Abraham, en niet te vergeten de andere 6 kinderen die hij later nog bij Ketura kreeg (Genesis 25:1-2). Verder maakt Paulus in Romeinen 9-11 duidelijk dat een Jood ook een nakomeling moet zijn van Izaäk, waarmee natuurlijk Jakob bedoeld wordt. Ezau was immers ook een nakomeling van Izaäk, maar Paulus maakt duidelijk dat God voor de ánder koos. Aan het einde van Romeinen 9 vertelt Paulus in feite dat Israël uiteindelijk niet begreep wat de volgorde was. Eerst geloof tot rechtvaardigheid en dus zaligheid, dan komen de werken vanzelf, vanuit een besneden hart. De farizeeërs en ook veel andere Joden hadden het paard achter de wagen gespannen; zij meenden dat de werken tot rechtvaardigheid leidden en dat zij daarmee hun zaligheid veilig konden stellen. Schapen en bokken Dát is de achtergrond die speelt als Jezus de farizeeërs aanspreekt, in Mattheüs 23. Maar liefst 8x spreekt Jezus hen toe, en sluit af met de woorden uit de verzen 37-39, die uiteindelijk de aanleiding vormen voor de opmerkingen en vragen van de discipelen uit Mattheüs 24:1-3. Jezus vertelt twee hoofdstukken lang over a. wanneer deze dingen gaan gebeuren, b. wat het teken zal zijn van Zijn komst en c. wat het teken is van de voleinding van de wereld (vers 3). In de eerste verzen verteld Jezus dat er diverse signalen zullen zijn dat het einde nabij is, maar dat dit nog niet noodzakelijkerwijs betekent dat het einde er al is (vers 6 en 8). Vraag A hangt dus samen met het zogenaamde begin van de weeën. Jezus' toespraak vloeit daarna over in het antwoord op de tweede vraag, en vertelt wanneer het einde zal komen en hoe dat eruit zal zijn, vanaf vers 14. Vraag B hangt dus samen met de zogenaamde grote verdrukking. Ten slotte vertelt Jezus over wat het teken zal zijn van de voleinding van de wereld, wat natuurlijk begint met het 1000-jarig vrederijk dat aan de Joden was beloofd. Vraag C hangt dus samen met dit rijk, dat ook wel het Koninkrijk der Hemelen wordt genoemd. Dáárover gaat het in Mattheüs 25; dát is de achtergrond van maar liefst 3 gelijkenissen. De 5 dwaze maagden staan symbool voor ongelovig Israël, dat de Geest niet heeft en dus niet in zal gaan in het Koninkrijk. De 5 wijze maagden echter zijn een symbool voor gelovig Israël, en zullen wél in mogen gaan. Ook voor andere naties zien we hetzelfde gebeuren aan het einde van de Olijfbergrede (Mattheüs 25:32). Er zullen naties zijn die goed geweest zijn voor Jezus' broeders (de Joden) tijdens de grote verdrukking, dat zijn de schapen. Er zullen ook naties zijn die níet goed geweest zijn voor Zijn broeders, dat zijn de bokken-naties. Ook hier zien we weer heel duidelijk een tweedeling. Dwaas versus wijs, bok versus schaap, goed versus slecht. Er zit geen gradatie tussen. Er is geen vagevuur of zoiets. Heilige Geest Tussen deze gelijkenissen in vinden we de gelijkenis van de talenten. Er is enige overlap met de eerste gelijkenis, maar er zijn ook enkele accentverschillen. Waar olie in de eerste parabel symbool stond voor de Heilige Geest, is ook hier bij het uitdelen van de talenten een accent op de Geest, maar vooral de gaven die daarmee geassocieerd zijn. Allen ontvangen gaven, en sommigen misschien wat meer, maar dat schept ook een grotere verantwoordelijkheid. Het is hierbij belangrijk de dispensationele verschillen goed in de gaten te houden. David kon in het Oude Testament immers bidden: "Neem Uw Heilige Geest niet van mij weg" (Psalm 51:13). Zo'n gebed is voor ons christenen niet van toepassing, aangezien de Heilige Geest in ons blijft (2 Kor. 1:22, Efeze 1:13) tot de dag van onze wérkelijke verlossing, zélfs als wij Hem teleurstellen (Efeze 4:30). Een belangrijk verschil is ook dat de Geest ín de gemeente is, terwijl de Geest in het Oude testament enkel en alleen óp of óver iemand kwam. Het lijkt erop dat op het moment dat de Weerhouder is weggenomen uit het midden van de wereld (2 Thess. 2:3-8), ofwel de Heilige Geest Die permanent in ons christenen woont (om die reden moeten wij dus wel met Hem méé gaan als de opname komt), de Geest nog wel doorwerkt in de wereld, maar op een manier die meer lijkt op zoals het in het Oude Testament ging. In Zacharia 12 lezen we dat de Geest van genade uitgestort zal worden óver het huis van David en de inwoners van Jeruzalem (vers 10). In Zacharia 13 hebben we echter wat meer context. In vers 3 lezen we dat sommige profeten leugens zullen spreken in de Naam van de Heer. Die persoon mag niet blijven leven, vertelt Zacharia in datzelfde vers. In vers 8 en 9 van datzelfde hoofdstuk is te lezen dat een derde deel van Israël gelouterd zal worden en twee derde de geest zal geven (sterven dus). Parallel Er is hier een sterke parallel met het gedeelte uit de Bergrede waar Jezus over het ingaan van Koninkrijk der Hemelen spreekt, namelijk Mattheüs 7:13-23. Er wordt gesproken over een brede en een smalle poort. Er wordt ook gesproken over valse profeten, die zelfs beweren in de Naam van de Heer te hebben gesproken (vers 22) en krachten hebben gedaan. Jezus zegt hen echter hetzelfde als in hoofdstuk 25: Ga weg van Mij, maar voegt er een belangrijk woord aan toe; Ik heb u nooit gekend (vers 23). Het komen van de Geest over iemand in déze periode betekent dus niet automatisch dat men een relatie heeft met Jezus zoals wij die genieten in deze dispensatie. Nogmaals, dit kan ons niet gebeuren, omdat wij verzegeld zijn met de Geest tot de dag van onze verlossing (Ef. 4:30) en na de opname, wat een realisatie is van die verlossing, zullen wij een verheerlijkt lichaam hebben (1 Kor. 15:51-52) waarmee we niet eens meer kúnnen zondigen. We kunnen dus niet anders dan de gelijkenis van de talenten plaatsen in de dispensatie waar deze thuishoort: op het snijpunt van de grote verdrukking en het millennium. Wij kunnen immers wel loon verliezen, maar nooit ons fundament; de zaligheid die bewerkt is door Jezus' offer (1 Kor. 3:10-15). In dit tekstgedeelte maakt Paulus ook heel duidelijk dat het onze werken zijn die verbranden, niet wijzelf. Wij zijn en blijven behouden, ook al zullen wij wellicht verlies lijden. Voor de Joden in de verdrukking ligt dat toch iets genuanceerder. Het hebben van geestelijke gaven lijkt in deze dispensatie geen garantie te zijn voor redding. "En Hij trok door steden en dorpen heen, terwijl Hij onderwijs gaf en op weg was naar Jeruzalem. En iemand zei tegen Hem: Heere, zijn het weinigen, die zalig worden? En Hij zei tegen hen: Strijd om binnen te gaan door de nauwe poort, want velen, zeg Ik u, zullen proberen binnen te gaan en het niet kunnen, namelijk vanaf het ogenblik dat de Heer des huizes is opgestaan en de deur heeft gesloten. Dan zult u beginnen buiten te staan en op de deur te kloppen en te zeggen: Heere, Heere, doe ons open. En Hij zal antwoorden en tegen u zeggen: Ik weet niet waar u vandaan komt. Dan zult u beginnen te zeggen: Wij hebben in Uw tegenwoordigheid gegeten en gedronken en U hebt in onze straten onderwijs gegeven. En Hij zal zeggen: Ik zeg u, Ik weet niet waar u vandaan komt. Ga weg van Mij, allen die ongerechtigheid bedrijven. Daar zal gejammer zijn en tandengeknars, wanneer u Abraham, Izak en Jakob en alle profeten in het Koninkrijk van God zult zien, maar u buitengeworpen. En daar zullen er komen van oost en west, van noord en zuid, en zij zullen aan tafel gaan in het Koninkrijk van God. En zie, er zijn laatsten die de eersten zullen zijn en er zijn eersten die de laatsten zullen zijn." (Lukas 13:22-30, HSV) Lukas Een laatste tekst vinden we in het evangelie van Lukas. Het verschil hierbij is enkel dat Lukas spreekt over het Koninkrijk van God, in plaats van het Koninkrijk der Hemelen. Hoewel hobby-theologen zoals Chuck Missler of Robert Breaker dit als een technische term willen benaderen, zijn de termen toch écht inwisselbaar. In Mattheüs 19:23 en 24 gebruikt Mattheüs de twee termen door elkaar heen, en ook in Markus 4 wordt de term Koninkrijk van God driemaal gebruikt, terwijl Mattheüs 13 voor diezelfde gelijkenissen de term Koninkrijk der Hemelen gebruikt. Waar de eerste term spreekt over de herkomst (het komt vanuit de hemelen), spreekt de tweede term vooral over de Eigenaar van het Koninkrijk (God). Alle andere elementen hebben we al eerder besproken. Te zien is duidelijk dat de context hier nergens spreekt over: 1. de opname van de gemeente 2. de wederopstanding van de doden 3. de rechterstoel van Christus 4. of überhaupt over de gemeente En dat is ook logisch. De vier evangeliën zijn primair geschreven aan de Joden, evenals het Oude Testament. Dit wordt vaak vergeten door veel theologen en predikers. Men slaat de bladzijde om naar het Nieuwe Testament en denkt dat opeens alles als een soort wonder over de kerk gaat. Het mysterie van de gemeente en ook de opname waren nog niet eens expliciet geopenbaard! Er zijn hier en daar wat hints te vinden, maar bedenk dat Jezus in éérste instantie kwam voor Zijn volk (Matth. 10:5-7), en dat de kerk pas begint te ontstaan na Handelingen 2, als Jezus opgevaren is ten hemel. Ook dit gaat gefaseerd, en zo moeten we het boek Handelingen dan ook lezen. Het is een transitioneel boek, waarbij de aandacht verschuift van Israël naar de heidenen, en van Petrus naar Paulus. Paulus op zijn beurt begint met het openbaren van de geheimenissen van o.a. de gemeente (Ef. 3:3-6) en de opname (1 Kor. 15:51-52). De Griekse definitie van het woord mysterion hier is dat het iets is dat onthuld wordt. Het was eerst verborgen, maar wordt nu geopenbaard. Ook het boek Openbaring is afkomstig van dit Griekse woord. En ja, er zijn dingen die gelden in álle dispensaties, zoals geloof en verzoening voor zonden, maar er zijn accentverschillen. We moeten echter stoppen met het openen van de post van Israël, en beginnen met het lezen van onze eigen post (voornamelijk de brieven van Paulus). Dat betekent niet dat we de rest van de Bijbel weg kunnen gooien. Heel de Bijbel is vóór ons geschreven (om te lezen en opgebouwd te worden), maar niet alles is áán ons geschreven. Wij hoeven ons toch ook niet aan de reinigingswetten voor de priesters uit Leviticus te houden? Ook andere prooftexts, zoals die hieronder, zijn daarom gemakkelijk te ontmantelen. "Maar die dag en dat uur is aan niemand bekend, ook aan de engelen in de hemel niet, maar alleen aan Mijn Vader. Zoals de dagen van Noach waren, zo zal ook de komst van de Zoon des mensen zijn. Want zoals ze bezig waren in de dagen voor de zondvloed met eten, drinken, trouwen en ten huwelijk geven, tot op de dag waarop Noach de ark binnenging, en het niet merkten, totdat de zondvloed kwam en hen allen wegnam, zo zal ook de komst van de Zoon des mensen zijn. Dan zullen er twee op de akker zijn; de één zal [aan]genomen en de ander zal achtergelaten worden. Er zullen twee vrouwen malen met de molen; de één zal aangenomen en de ander zal achtergelaten worden. Wees dan waakzaam, want u weet niet op welk moment uw Heere komen zal. Maar weet dit, dat als de heer des huizes geweten had in welke nachtwake de dief komen zou, hij waakzaam geweest zou zijn, en niet in zijn huis zou hebben laten inbreken. Weest ook u daarom bereid, want op een uur waarop u het niet zou denken, zal de Zoon des mensen komen. Wie is dan de trouwe en verstandige dienaar, die zijn heer over zijn personeel aangesteld heeft om hun het voedsel op de juiste tijd te geven? Zalig die dienaar die door zijn heer bij zijn komst zo handelend aangetroffen zal worden. Voorwaar, Ik zeg u dat hij hem over al zijn bezittingen zal aanstellen. Maar als die slechte dienaar in zijn hart zou zeggen: Mijn heer blijft nog lang weg, en zou beginnen zijn mededienaren te slaan en te eten en te drinken met de dronkaards, dan zal de heer van deze dienaar komen op een dag waarop hij hem niet verwacht en op een uur dat hij niet weet; en hij zal hem in stukken houwen en hem doen delen in het lot van de huichelaars; daar zal gejammer zijn en tandengeknars." (Mattheüs 24:36-51, HSV) Wegname Er is misschien nog wat verwarring over wat er precies bedoeld wordt met de wegname waarover gesproken wordt in deze tekst. Jezus maakt in de context echter een belangrijke parallel met de dagen van Noach. Vraagje: "Wie waren degenen die weggenomen werden door de vloed, op een moment dat zij dat niet verwachtten?" Juist, de slechten. Als we hier al over een "opname" kunnen spreken, dan is dat zéker geen goede opname. In Mattheüs 13:31 zien we ongeveer hetzelfde. Éérst wordt het onkruid verzameld en verbrand, en daarná wordt de tarwe pas binnengehaald. Dat is ook wat we in grote lijnen in Mattheüs 24 en 25 lezen. Degenen die weggenomen worden zijn de slechten, en de goeien blijven over om het Koninkrijk te beërven. Laat u ook niet misleiden door de slordigheden van vertalers. Zelfs in de door mij hoog aangeschreven Herziene Statenvertaling maken zij hier een kapitale fout door te spreken over "aangenomen". Dit zou impliceren dat de mensen die weggenomen zijn juist degenen zijn die gered zijn, maar dat druist compleet in tegen de parallel die Jezus maakt enkele verzen eerder. Zo ziet u dat vooronderstellingen van vertalers soms in de weg zitten. De HSV-vertalers hebben daar helaas wel vaker last van, zoals in Openbaring 6, als de ruiter op het witte paard met een hoofdletter geschreven wordt. Enfin, het Griekse woord voor wegname hier is paralambano en wordt ook gebruikt voor bijvoorbeeld satan die Jezus naar de tempel neemt of op een hoge berg (Matth. 4:5-8), een boze geest die nog 7 slechtere geesten meeneemt (Matth. 12:45), of de soldaten die Jezus meenemen voor verhoor (Matth. 27:27). Het hoeft dus niet per sé altijd een bonafide connotatie te hebben. Het gaat hier dus niet over de opname van de gemeente, maar van de slechten. Wat denkt u? Zou Jezus bij de rechterstoel (2 Korinthe 5) sommigen in stukken houwen, zoals we vanuit vers 51 zouden moeten geloven volgens sommige aanhangers? Natuurlijk niet.
Rechterstoel In 2 Korinthe 5:10 vinden we de doctrine van de zogenaamde "Rechterstoel van Christus", in het Grieks ook wel bema genoemd. De context van dit vers is die van de "overkleding met een nieuw lichaam" (tent, in sommige vertalingen). Diezelfde context vinden we ook in 1 Korinthe 15, als het gaat over ons nieuwe geestelijke lichaam, maar tegelijk ook de opname. Het lijdt daarom geen twijfel dat wij ons loon direct zullen ontvangen na de opname. Dat is ook wat we zien bij bijvoorbeeld de 24 ouderlingen in Openbaring 4 en 5. Zij zeggen van zichzelf dat zij zijn vrijgekocht uit élke stam, taal, volk en natie (Op. 5:8-10). Zij zijn ouderlingen van een veel grotere groep, in parallel met hoe David de priesterorde indeelde in 1 Kronieken 24. Echter, merk op dat de 24 ouderlingen in Openbaring 4, nadat een deur geopend werd (vers 1a), een stem als een bazuin te horen was (vers 1b) en Johannes omhoog werd geroepen (vers 1c), alreeds hun kronen hadden ontvangen (vers 10). Kronen die in de brieven aan de 7 gemeenten nog werden beloofd als loon aan de trouwe dienaren (Op. 2:10). Tegelijk hebben zij die kronen ook al ontvangen vóórdat er ook maar één zegel is verbroken van de rampen die over de wereld zullen komen vanaf hoofdstuk 6. We moeten de Rechterstoel dus plaatsen ná de opname, maar tegelijk vóór de start van de grote verdrukking. Hieronder een overzicht. Werken en zonden Zoals u in het overzicht hierboven kunt zien, is er een aantoonbaar verschil in het type oordeel. Laat u overigens niet misleiden door de schematische opzet. Er zijn verschillende modellen in omloop die soms wat variëren in hoe men de dispensaties rekent. Over het algemeen is er overeenstemming over de laatste paar dispensaties; ik heb er hier 9, maar er zijn schema's waarin 7, 8 of zelfs 10 dispensaties (ook wel bedelingen genoemd) worden onderscheiden. Dit zijn natuurlijk "mooiere" Bijbelse getallen, maar de globale lijn blijft natuurlijk hetzelfde. Het gaat dan ook vooral om het idee. Niet elke dispensatie duurt immers even lang. De bedeling van genade (zie Efeze 3:2, Statenvertaling) is de periode waarin de kerk een prominente plek inneemt, en duurt maar liefst 2000 jaar. De grote verdrukking echter duurt slechts 7 jaar (Dan. 9:24-27), maar het millennium natuurlijk 1000 jaar. De bedeling van de volheid der tijden (Efeze 1:10, Statenvertaling) ten slotte is eeuwigdurend. Het gaat me vooral om inzichtelijk te maken wannéér welk oordeel plaatsvindt en waarom de theologie van Watchman Nee of Chuck Missler niet houdbaar is. Kijk maar eens in het overzicht hieronder wat de verschillen zijn tussen deze twee typen van oordeel.
Overwinnaars De doctrine van de buitenste duisternis zoals Watchman Nee of Charles Stanley die leren is dus compleet antithetisch aan de Bijbel. Het zou immers betekenen dat er dubbel betaald moet worden voor onze zonden. Één keer door Jezus, maar nadat wij tot geloof gekomen zijn is Zijn bloed blijkbaar niet krachtig genoeg om ook de overige zonden te bedekken. Dat is natuurlijk onzin. Het zijn de werken die beoordeeld worden bij de Rechterstoel van Christus, en niet de zonden. Merk ook op dat het Griekse woord voor troon bij de schapen en de bokken een heel ander woord is dan bema, het Griekse woord voor Rechterstoel. Het woord bema werd ook gebruikt om in de Griekse tijd aan te geven wie de beloningen aan sporters bij de spelen uitdeelde, wat niet gezegd kan worden van thronos, het Griekse woord voor een troon van autoriteit. De opname of het eeuwige leven in het Koninkrijk is niet alleen voor de overwinnaars, als in "degenen die het meest hun best hebben gedaan". Nee, wij zijn állen meer dan overwinnaars, door Hem Die ons heeft liefgehad. Niet door eigen kracht of verdienste dus. Het is pure genade. Het bekende Johannes 3:16 meldt dat wij indien wij geloven, alreeds eeuwig leven hébben. Twee verzen erna lezen we dat degenen die niet geloven alreeds veroordeeld zijn. Waarom? Niet omdat zij zoveel zonden hebben gedaan, of omdat ze zoveel slechte werken deden. Nee, er is maar één reden dat mensen veroordeeld worden, en dat vertelt Johannes in vers 18: Omdat zij niet hebben geloofd in Zijn Naam (die van Yeshua ofwel Jezus, wat redding betekent). Hoe kunnen we dan zeggen dat mensen na de opname nog straf zullen ontvangen als vergelding van hun zonden of "slechte werken"? Waren die niet betaald door Jezus dan? Straf De believers van deze buitenste duisternis-theorie hebben vermoedelijk moeite met het feit dat dus zelfs de vleselijke christen (1 Kor. 3:1-3) deel kan hebben aan de opname en toegang krijgt tot het Koninkrijk. "Kan dat zomaar?" vragen zij zich wellicht af, als ze hun broeders of zusters een zeer zondig leven zien leiden terwijl zij zelf wel het idee hebben dat ze enorm hun best doen om geheiligd te worden; te wandelen met de Geest en niet naar het vlees. Newsflash: niemand is vanuit zichzelf waardig genoeg om dat koninkrijk te mogen binnengaan, laat staan beërven. Als dat zo was, hadden wij Jezus niet nodig. Theologisch is dat ook een paradox: dan zouden we Jezus minder nodig hebben nádat wij gered zijn? Dan zouden we het op eigen kracht wel kunnen doen? Het hele idee van heiliging is juist dat we meer afhankelijk van Hem leren te leven. "Maar hoe zit het dan met straf? God kastijdt toch ook?" Helemaal waar, maar lees eens goed in Hebreeën 12:6. Hij kastijdt degenen die Hij liefheeft. Eeuwige straf is juist voor degenen die Hij niet liefheeft. Kastijding is iets wat God toepast als correctiemiddel in ons huidige leven, omdat Hij ons liefheeft en wil dat wij meer geheiligd worden. Die kastijding kan soms heel heftig zijn, en mensen kunnen letterlijk ziek worden of zelfs overlijden (1 Kor. 11:29-32), juist zodat we niet mét de wereld veroordeeld worden. Er is dus een verschil tussen kastijding en straf. Kastijding is voor de gelovigen, straf is voor de ongelovigen. Wij hoeven dan ook geen angst te hebben voor oordeel, omdat we wéten dat Hij ons liefheeft (1 Joh. 4:15-18). "Want de zaligmakende genade van God is verschenen aan alle mensen, en leert ons de goddeloosheid en de wereldse begeerten te verloochenen en in deze tegenwoordige wereld bezonnen, rechtvaardig en godvruchtig te leven, terwijl wij verwachten de zalige hoop en verschijning van de heerlijkheid van de grote God en onze Zaligmaker, Jezus Christus. Hij heeft Zichzelf voor ons gegeven, opdat Hij ons zou vrijkopen van alle wetteloosheid en voor Zichzelf een eigen volk zou reinigen, ijverig in goede werken."
Inconsistenties
We hebben bijna de hele doctrine doorgezaagd, maar toch wil ik nog wat slotgedachten delen. Hoe moeten we dit immers in praktische zin zien, als we de buitenste duisternis-theorie aan zouden nemen als waarheid? Zou de positioneel rechtvaardige Lot (2 Petrus 2:7-9, 2 Cor. 5:21) dan vanwege zijn "slechte werken" (Genesis 19:31-38) 4000 jaar in het paradijs moeten doorbrengen, en als de doden opstaan (1 Thessalonicenzen 4:13-18) nog 1000+7 jaar in de poel des vuurs moeten branden of aan de rand van het Koninkrijk moeten leven, om vervolgens weer voor eeuwig in het Nieuwe Jeruzalem te leven? Veel mensen vergeten namelijk dat de opname ook de opstandig der doden behelst. Ook is er niet goed nagedacht over het verblijf van de "vleselijke christenen" tijdens de grote verdrukking. Immers, als de buitenste duisternis wijst op een plek aan de rand van het koninkrijk, waar blijft die vleselijke christen dan 7 jaar lang? Het 1000-jarige koninkrijk komt daarná immers pas op de aarde. Skotos Missler vertelt in zijn boek "The Kingdom, Power & Glory" dat we ons de buitenste duisternis moeten voorstellen als de "buitenste voorhof" van de nieuwe tempel in het Nieuwe Jeruzalem (p. 145-149). Hij ziet parallellen door het Griekse woord exoteros, dat niet alleen gebruikt wordt in de kernteksten Mattheüs 8, 22 en 25, maar ook in de Griekse vertaling van het Oude Testament, de Septuagint, als over de millenniële tempel gesproken wordt in Ezechiël 40-48. Exoteros betekent buitenste, maar we missen echter een heel belangrijk ánder woord: skotos, dat duisternis betekent. Die vlieger gaat dus niet op. Hel Één van de meest extreme versies die ik heb gehoord is dat de buitenste duisternis waarheen de vleselijke christenen verwezen worden na het oordeel van de rechterstoel, bijna net zo erg of net zo erg is als de hel. Laat me daar een aantal dingen over zeggen. Als er al een hel is, waarom heeft God dan nog een buitenste duisternis gemaakt als een aparte plek voor vleselijke christenen? Is dat geen dubbel werk? Dan is de hel toch niet meer nodig? Als we deze geforceerde bril van de buitenste duisternis niet op zouden zetten, dan lijkt het er toch gewoon op dat de buitenste duisternis een equivalent is van de hel? Het wenen wordt vaak uitgelegd als "verdriet hebben van gemiste kansen" en knarsetanden als "frustratie hebben of schaamte". Echter, het Griekse woord voor wening is klauthmos en wordt gebruikt in Mattheüs 2:18 om het uitzinnige verdriet te beschrijven toen Herodes alle kinderen onder de 2 jaar vermoordde. Ook wordt het gebruikt in Mattheüs 13:42-50, waar het overduidelijk over de ongelovigen gaat. Of wat te denken van knarsetanden? De werkwoordsvorm van dit Griekse woord brygmos is brycho, en dat vinden we in Handelingen 7:21, als de farizeeërs knarsetanden bij het aanhoren van Stefanus' speech. Vraagje: Wat denkt u dat de reden is dat zij knarsetanden, gezien de context? Spijt van gemiste kansen? Schaamte? Of is dit een uitzinnige boosheid? Motivatie Ziet u de parallel? Dit is toch gewoon hetzelfde? Als u die geforceerde bril niet op had, zou u toch gewoon denken dat het hier over hetzelfde gaat? Waarom moeten we zo'n buitencontextuele uitleg op deze teksten forceren? Is het u ook opgevallen dat aanhangers van dit dogma zelden naar teksten gaan uit de brieven van Paulus om hun mening te onderbouwen? Nee, men gaat liever naar teksten die overduidelijk aan de Joden geadresseerd zijn, en spreken over een periode die zich aan het einde van de grote verdrukking afspeelt. Wat zou de reden kunnen zijn dat sprekers zich van deze mening bedienen? Zou men zich zorgen maken dat christenen misschien te laks zijn in hun heiliging, en menen hen op deze manier te moeten motiveren? Wees eerlijk: is angst een goede motivatie om werken van heiliging te doen? Of is genade een betere motivatie? Als we die werken immers uit angst doen, en niet uit commitment door de genade die ons is bewezen, dan zijn dat toch intrinsiek dode werken, omdat ze niet gedaan zijn vanuit de juiste hartgesteldheid? Dan schieten zij zichzelf juist in de voet? Waarom menen zoveel sprekers hun toehoorders te moeten motiveren door hen elke zondag boven de hel (of buitenste duisternis) te laten bengelen? Waarom houdt u van uw partner, en waarom doet u iets voor hem of haar? Omdat er anders wat zwaait? Of omdat u van haar houdt? Trots Zowel Arminianen, Calvinisten als Evangelicals menen tóch linksom of rechtsom weer zo'n truc te moeten toepassen om de kudde in het gareel te houden. Arminianen dreigen met de valse boodschap dat we onze redding kunnen verliezen als we niet hard genoeg volharden (werken aan de voorkant van het evangelie), Calvinisten met dat we áls we niet hebben volhard, we sowieso nooit gered waren (werken aan de achterkant van het evangelie). Sommige Evangelicals hebben met deze doctrine van de buitenste duisternis weer iets nieuws bedacht: dat er geen veroordeling meer is, maar dat de beoordeling wel heel heftig of net zo heftig kan zijn. Waarom doen zij dit? Is het een verdienmodel? De katholieken deden dit met de doctrine van het vagevuur. Zo krijg je mensen in beweging en portemonnees gaan ermee open. Of is het trots? We moeten niet op de ander neerkijken omdat zij een andere smaak zonde hebben. Neem eens rustig de tijd om uw eigen beweegredenen te onderzoeken. Hoe kijkt u naar de ander? Hoe kijkt u naar uzelf? En hoe kijkt Christus naar u? Laten we onszelf niet voor de gek houden (1 Joh. 1:8). Zijn we echt zoveel beter als de ander? Natuurlijk niet. Niemand is waardig. Zelfs Paulus beklaagde zich erover in Romeinen 7 dat hij regelmatig tegen zijn eigen vlees te strijden had. Soms hebben we goede dagen, en dan voelen we ons geweldig. Een dag erna kan het echter compleet misgaan, en voelen we ons weer waardeloos. Gelukkig ligt onze zekerheid niet in onze eigen werken, maar in het werk dat Hij heeft gedaan op Golgotha, bijna 2000 jaar geleden! (: God bless!
7 Comments
L.Overduin
6/27/2021 15:49:21
Aangezien Jezus aan Petrus de sleutels van het koninkrijk der hemelen toevertrouwd, Matt.16:19, is de leer dat dit koninkrijk pas opgericht wordt na de grote verdrukking een valse leer.
Reply
Inlegkunde. Hieronder een complete debunker van hetgeen je probeert over te brengen. Kies zelf een tekst naar keuze en Woods weerlegt 'm in de playlist hieronder. Doet me eraan denken jouw boek ook eens te lezen. Ik meende dat we redelijk op één lagen, maar krijg daar nu wel twijfels bij. Wellicht ben ik wat te voorbarig geweest met het plaatsen van je boek op deze website.
Reply
L.Overduin
6/27/2021 20:17:43
Ik kan u nog aanraden J.N.Darby. synopsis deel 5 Matt.
Douwe Scheepsma Szn
6/30/2021 12:14:31
Je weerlegging in bovenstaand artikel is top! In zijn reactie wil Overduin wellicht aangeven dat we als christenen nu wél in Gods koninkrijk/het koninkrijk der hemelen leven en daarin heeft hij m.i. gelijk. Het koninkrijk is er nu in verborgenheid (Mat. 13) en zal inderdaad in kracht en majesteit worden geopenbaard bij de wederkomst van Christus. Dat laatste benadruk jij en zo zal binnenkort, na de opname, weer het evangelie van het koninkrijk worden gepredikt, zoals Johannes de Doper, De Heer Zelf en Zijn apostelen dat hebben gedaan vóór zijn dood, opstanding en hemelvaart. Nu wordt dát evangelie niet gepredikt en ís het koninkrijk er (zie o.a. Rom. 14:17), zeg maar, geopend door Petrus en zou moeten bestaan uit al de ware gelovigen, maar helaas is er veel dolik bijgekomen. Geestelijk gezien zou je dus kunnen zeggen dat gelovigen (in zekere zin!) al in het Duizendjarig Vrederijk leven...
Annet
6/27/2021 23:00:50
Jaren geleden las ik voor het eerst over die theorie (straf voor gelovigen in "de buitenste duisternis").
Reply
Gerda
5/24/2023 12:09:03
Een opmerking over je schemaatje waarin bij de schapen en bokken staat, dat ze geoordeeld worden naar hun zonden. Maar ik denk meer dat het werken zijn als je die teksten leest in Matt 25:
Reply
Your comment will be posted after it is approved.
Leave a Reply. |
Categorieën
Alles
Archieven
Augustus 2024
|