"Maar nu, in Christus Jezus, bent u, die voorheen veraf was, door het bloed van Christus dichtbij gekomen. Want Hij is onze vrede, Die beiden één gemaakt heeft. En door de tussenmuur, die scheiding maakte, af te breken,"
" 11. Bedenk daarom dat u die voorheen heidenen was in het vlees en die onbesnedenen genoemd werd door hen die genoemd worden besnijdenis in het vlees, die met de hand gebeurt, 12. dat u in die tijd zonder Christus was, vervreemd van het burgerschap van Israël en vreemdelingen wat betreft de verbonden van de belofte. U had geen hoop en was zonder God in de wereld. 13. Maar nu, in Christus Jezus, bent u, die voorheen veraf was, door het bloed van Christus dichtbij gekomen. 14. Want Hij is onze vrede, Die beiden één gemaakt heeft. En door de tussenmuur, die scheiding maakte, af te breken, 15. heeft Hij de vijandschap in Zijn vlees tenietgedaan, namelijk de wet van de geboden, die uit bepalingen bestond, opdat Hij die twee in Zichzelf tot één nieuwe mens zou scheppen en zo vrede zou maken, 16. en opdat Hij die beiden in één lichaam met God zou verzoenen door het kruis, waaraan Hij de vijandschap gedood heeft. 17. En bij Zijn komst heeft Hij door het Evangelie vrede verkondigd aan u die veraf was, en aan hen die dichtbij waren. 18. Want door Hem hebben wij beiden door één Geest de toegang tot de Vader. 19. Zo bent u dan niet meer vreemdelingen en bijwoners, maar medeburgers van de heiligen en huisgenoten van God, 20. gebouwd op het fundament van de apostelen en profeten, waarvan Jezus Christus Zelf de hoeksteen is, 21. en op Wie het hele gebouw, goed samengevoegd, verrijst tot een heilige tempel in de Heere; 22. op Wie ook u mede gebouwd wordt tot een woning van God, in de Geest." (Efeze 2:11-22, HSV) Tussenmuur Merk op dat er in de tekst gesproken wordt over een tussenmuur, die een scheiding maakte tussen twee groepen: de joden en de heidenen. Laten we die scheiding eens identificeren. Wat vormde die scheiding precies? Wel, de tekst vertelt ons heel duidelijk wat de scheiding is: het is de wet van de geboden. Door die scheiding af te breken (de wet voor ons allen te vervullen, zie Matth. 5:17) konden wij beiden verzoend worden met God. De tekst zegt hiermee niet dat wij letterlijk Israël zijn, maar eigenlijk dat we samen met hen verzoend werden in Christus. In die zin zijn we één in Hem geworden: we hebben immers door één Geest toegang tot de Vader (vers 18). We zijn dan ook medeburgers geworden. Niets in de tekst zegt echter dat er geen fysiek Israël meer bestaat. Die bestaat nog steeds. Paulus gebruikt in bovenstaande tekst het beeld van een gebouw, maar in Romeinen 11 het beeld van een olijfboom. Vorige week zagen we al dat ook daar niet gezegd werd dat Israël niet meer bestaat of vervangen is, maar enkel dat er enkele takken afgebroken zijn. Hiermee doelde Paulus op het Joodse leiderschap (en de rest van het ongelovige Israël) dat Hem afwees. Die kunnen echter wél weer worden terug geënt, lazen we in hetzelfde tekstgedeelte (Rom. 11:23-24). Hiermee wordt verwezen naar een toekomstig Israël dat in later tijd Jezus wél zal gaan herkennen als Degene Die zij hebben doorstoken (ref. Zacharia 12:10-14). Ook later in Romeinen 11 bevestigt Paulus dit. Een belangrijk doel van de gemeente is dan ook om het fysieke Israël tot jaloersheid te verwekken (Rom. 10:19), om hen zo uiteindelijk allemaal te redden (Rom. 11:25-26). Maar dat is niet de enige tekst die aanhangers van de verbondsleer gebruiken om het gelijk aan hun kant te krijgen: "Daarin is noch Jood noch Griek; daarin is noch dienstbare noch vrije; daarin is geen man en vrouw; want gij allen zijt een in Christus Jezus. En indien gij van Christus zijt, zo zijt gij dan Abrahams zaad, en naar de beloftenis erfgenamen." (Galaten 3:28-29, SV) Abraham Het liefst wordt deze tekst gelezen in de oorspronkelijke Statenvertaling, zodat de strekking ervan nog een beetje verhuld kan worden. Wanneer we de tekst in de Herziene Statenvertaling lezen, wordt namelijk al duidelijker wat er eigenlijk mee bedoeld wordt. Hier wordt immers niet gezegd dat er geen Joden of Grieken meer bestaan binnen het Lichaam van Christus, want dan zouden we die redenatie ook consequent moeten doortrekken naar de rest van het vers en moeten ontkennen dat er mannen en vrouwen bestaan binnen het Lichaam van Christus. Nu zijn er ongetwijfeld vrijzinnige kerken die dit zullen durven beweren, maar de meeste christenen hebben gelukkig nog genoeg hersencellen over om te zien dat dit onzin is. Nee, de HSV vertaalt heel juist dat het hier gaat om de belangrijkheid van iemands etniciteit. Er is geen ruimte voor trots op onze afkomst binnen de gemeente, is wat Paulus hier bedoelt. Maar daarmee is de discussie nog niet ten einde. Want sommigen zullen beweren dat wíj als de kerk de ware kinderen van Abraham zijn. Dat is voor een groot deel zeker waar. Maar ook hier geldt weer: let erop dat we deze doctrine niet te ver doortrekken. Er staat niet dat Israël als etniciteit niet meer bestaat en ook niet dat God Zijn beloften jegens hen verbroken heeft. Veel van de zegeningen die voortvloeien uit de beloften zijn dankzij Christus naar ons toegekomen, maar hoe zit het met de vervloekingen? Daar horen we de aanhangers van de verbondsleer eigenlijk nooit over. Ze willen wél de zegeningen, maar niet de vervloekingen. Zijn die voor Israël? En is dat dan het einde van het verhaal? Als u dat denkt, wil ik u graag uitnodigen om Deuteronomium 32 met me mee te lezen. " 15. Maar toen Jesjurun vet werd, trapte hij achteruit – u bent vet, u bent dik, u bent vetgemest – toen verliet hij God, Die hem gemaakt heeft, hij versmaadde de Rots van zijn heil. 16. Zij hebben Hem tot na-ijver gebracht met vreemde goden, met gruwelijke daden hebben zij Hem tot toorn verwekt. 17. Zij hebben geofferd aan de demonen, niet aan God; aan goden die zij niet kenden, aan nieuwe goden, die kortgeleden gekomen zijn, voor wie uw vaderen niet gehuiverd hebben. 18. De Rots Die u verwekt heeft, hebt u veronachtzaamd, en u hebt de God Die u gebaard heeft, vergeten. 19. Toen de HEERE dat zag, verwierp Hij hen, uit toorn tegen Zijn zonen en Zijn dochters. 20. Hij zei: Ik zal Mijn aangezicht voor hen verbergen; Ik zal zien wat hun einde is, want zij zijn een totaal verdorven generatie, kinderen in wie geen enkele trouw is." (Deut. 32:15-20, HSV)
" 21. Zíj hebben Mij tot na-ijver gebracht met wat geen God is; zij hebben Mij tot toorn verwekt door hun nietige afgoden. Ík zal hen daarom jaloers maken door wat geen volk is, door een dwaas volk zal Ik hen tot toorn verwekken. 22. Want een vuur is aangestoken in Mijn toorn, het zal branden tot onder in de hel, het zal het land met zijn opbrengst verteren en de fundamenten van de bergen in vlam zetten. 23. Ik zal verschrikkelijke dingen over hen ophopen; al Mijn pijlen schiet Ik op hen af. 24. Uitgeteerd door honger, verteerd door pest en bitter verderf zullen zij zijn; tanden van wilde dieren zal Ik op hen afsturen, met vurig vergif van slangen die in het stof kruipen. 25. Buiten berooft het zwaard, en binnenskamers de verschrikking, zowel de jongen als het meisje, de zuigeling samen met de grijsaard." (Deuteronomium 32:21-25, HSV) Volk Als het onderstreepte gedeelte u bekend voor komt, kan dat kloppen. Het is precies dít citaat wat Paulus aanhaalt in Romeinen 9 tot en met 11. Mozes verwijst met deze woorden naar de gemeente, wat in strikte zin eigenlijk geen volk is. Hij verklapt hiermee al heel veel over Israëls toekomst, terwijl ze nog niet één stap in het beloofde land gezet heeft (op Jozua en Kaleb na dan). Hij vertelt dat ze God de rug toe zullen keren en bovendien Jezus Zélf, Die hier in geestelijke zin de Rots genoemd wordt (vers 18). Ja, precies die Rots waar Mozes tweemaal tegen sloeg, maar de tweede keer eigenlijk om water had moeten vragen en op die manier het profetische beeld van Jezus' verzoenende werk corrumpeerde (vandaar dat de straf voor hem ook zo zwaar was - hoewel hij zijn redding overigens niet verloor). Jezus werd eerst voor ons geslagen, maar dat hoefde geen tweede keer. Nu de zonden verzoend zijn, hoeven we enkel om Levend Water te vragen. In de volgende verzen somt Mozes nog meer vervloekingen op die Israël zullen treffen tot de tijd van het einde, maar let erop wat er dán gebeurt: " 31. Want hun rots is niet zoals onze Rots, zelfs onze vijanden kunnen hierover oordelen. 32. Want hun wijnstok is uit de wijnstok van Sodom en uit de velden van Gomorra; hun druiven zijn giftige druiven, bittere trossen hebben zij. 33. Hun wijn is slangenvergif, en een venijnig gif van adders. 34. Is dat niet bij Mij opgeborgen, verzegeld in Mijn schatkamers? 35. Aan Mij komt de wraak en de vergelding toe, op het tijdstip dat hun voet wankelt. Voorzeker, de dag van hun ondergang is dichtbij, en spoedig komen de dingen die hen te wachten staan. 36. Want de HEERE zal Zijn volk recht verschaffen, Hij zal berouw hebben over Zijn dienaren. Want Hij zal zien dat hun kracht is vergaan, en dat het met de gebondene en de vrije gedaan is." (Deuteronomium 32:31-36, HSV) Berouw Merk ook hier de onderstreepte tekst weer op. God zal berouw (medelijden) krijgen over Zijn dienaren, waar natuurlijk Israël mee bedoeld wordt. Met dat de vervloekingen genoemd worden, laat God ook hier weer zien dat Hij zijn belofte zal houden, ook al heeft Israël dat niet verdiend. Is het met ons niet precies hetzelfde? Hij straft Zijn kinderen als zij Hem ontrouw zijn, maar daaruit blijkt juist dat wij Zijn kinderen zijn (Hebreeën 12:6). In nationale zin verliezen zij niet hun redding, maar ervaren zij wel kastijding. Het is in die zin ook een beeld van onze individuele redding. Ook onze paden verlopen soms kronkelig, en als wij falen is God soms hard voor ons. Dit met als doel om ons weer naar Hem toe te leiden. Een aardse vader doet dit toch ook vaak bij zijn kinderen? Wanneer we onze jonge kinderen naar een drukke weg zien lopen, dan trekken we die toch met grof geweld voor een aanstormende vrachtwagen weg? En geven we hen nog even een preek na? Of wat te denken van een puberzoon of -dochter die verslaafd is aan drugs? Daar zijn we dan toch ook streng voor? En zorgen we dat hij of zij afkickt van deze gevaarlijke middelen, om hen zo voor een veel groter ongeluk te behoeden. Nogmaals, het is belangrijk om dit beeld van God de Vader voor Israël in nationale zin te bekijken, anders gaan we mank. God verklaart Zichzelf immers hun Vader in Exodus 4:22. En het is enkel dankzij Jezus, de Israëliet, dat ook wij "Abba, Vader" mogen zeggen (Rom. 8:15). Laten we er dus voor uitkijken ons niet te beroemen tegen die oorspronkelijke takken (Rom. 11:18), iets wat veel aanhangers van de verbondsleer helaas wel doen. " 39. Zie nu in dat Ik, Ik Die ben, er is geen God naast Mij. Ík dood en Ik maak levend, Ik verwond en Ík genees en er is niemand die uit Mijn hand redt! 40. Want Ik hef Mijn hand op naar de hemel en zeg: Zo waar Ik in eeuwigheid leef: 41. Als Ik Mijn glinsterend zwaard wet, Mijn hand het grijpt voor het oordeel, zal Ik de wraak laten terugkomen op Mijn tegenstanders, en het hun die Mij haten, vergelden. 42. Ik zal Mijn pijlen dronken maken van bloed, en Mijn zwaard zal vlees eten van het bloed van de gesneuvelde en de gevangene, van het hoofd van de vijand met zijn loshangende haar. 43. Juich, heidenen, met Zijn volk! Want Hij zal het bloed van Zijn dienaren wreken. Hij zal de wraak laten terugkomen op Zijn tegenstanders, en Zijn land en Zijn volk verzoenen!" (Deuteronomium 32:39-43, HSV)
Dispensationalisme De dispensatieleer (ook wel bedelingenleer genoemd) erkent dit plan van God met het fysieke, etnische volk van Israël wél. God handelt in bepaalde periode soms anders met mensen. Hoewel genade en geloof in álle dispensaties werkzaam zijn (wat hyperdispensationalisten overigens ontkennen), zien we dat God in Zijn oneindige wijsheid soms besluit om bepaalde dingen net even anders te doen. Waar Hij eerst door Adam wilde werken om de hele wereld vol te maken (Gen. 1:28), besloot Hij dat later door de natie Israël te doen, via Abraham, Izak en Jakob. Omdat ook dat anders liep dan Hij had verordonneerd, kwam de gemeente, om het volk Israël weer tot jaloezie te verwekken en zo weer op het rechte pad te krijgen. Was God verrast dat dit niet lukte? Natuurlijk niet. Hij wist dit al van tevoren. Jezus' offer was dan ook geen plan B of C, maar het oorspronkelijke plan. Al in Genesis 3 lezen we over het Zaad van de vrouw, wat een vooruitwijzing was naar Jezus. Ook in Openbaring 13:8 kunnen we lezen dat het Lam al vanaf de grondlegging der wereld bestemd was om voor onze zonden te sterven. Wilde God dan dat Adam zou zondigen, zodat Hij Zijn genade kon betonen? Ook dit is weer een hardnekkige dwaling die tot diep in de calvinistische bolwerken is doorgedrongen. Nee, God wil nooit dat zonde gebeurt en verordonneert dat dan ook zeker niet! Hij kan echter álles laten meewerken ten goede (Rom. 8:28). Hij zal dan ook zeker Zijn heilsplan met Israël voltooien. Nog meer vragen over verbondsleer of dispensatieleer? Stel ze hieronder!
2 Comments
10/21/2024 09:21:01
is de kinderdoop bijbels ?daar ben ik onzeker over er is zoveel verschil van mening over
Reply
Tineke Visser
10/21/2024 11:01:01
Dankjewel voor deze duidelijke bijbel-uitleg. Wat heb jij veel inzicht in de achtergrond. Ik snap nu pas de diepere betekenis en de zwaarte van Mozes' actie van het slaan op de rots (Rots).
Reply
Your comment will be posted after it is approved.
Leave a Reply. |
Categorieën
Alles
Archieven
Augustus 2024
|