Wie thuis is in de wereld van profetie, is er vermoedelijk weleens tegenaan gelopen. Christenen die je vertellen dat (bijna) het hele boek Openbaring al uitgekomen is in de eerste eeuw(en). We noemen deze visie op de eindtijd preterisme. Het is bijna niet te geloven dat christenen deze overtuiging hebben, maar misschien is het belangrijk om onszelf vooral de vragen te stellen: "Hoe komen zij hierbij? Wat heeft hen ertoe gebracht dit te gaan geloven?" Een paar jaar geleden schreef ik een polemiek in de vorm van een e-book, maar de lengte van dit boek heeft denk ik velen afgeschrokken. In deze serie wil ik het daarom compacter houden, en me beperken tot de hoofdargumenten van het preterisme. Deze serie zal op den duur ook het boek gaan vervangen. Wanneer we de belangrijkste pijlers van preterisme kunnen weerleggen, blijft er weinig meer over van de theorie. Laten we beginnen bij hun meest essentiële argument: het boek Openbaring zou vóór 70 AD geschreven zijn, waarmee de vervulling ervan rondom het laatstgenoemde jaar gesitueerd kan worden. Dat uitgangspunt is echter problematisch; er is geen enkel bewijs dat dit vóór het jaar 70 geschreven is, eerder het tegendeel.
"We zullen echter niet het risico lopen positief over de naam van de antichrist te spreken; want als het noodzakelijk was dat zijn naam duidelijk geopenbaard moet worden in de huidige tijd, zou dat wel gemeld zijn door hem [Johannes] die het apocalyptische visioen heeft gezien. Want dat was niet lang geleden, maar bijna in onze tijd, aan het einde van Domitianus' regering." (Irenaeus, Adversus Haereses, Boek V, hoofdstuk 30, vers 3b) Eusebius De kerkvader Irenaeus plaatst het visioen van Johannes dus aan het einde van de regering van keizer Domitianus, die ruim een decennium later regeerde. Dit plaatst het ontstaan van het boek Openbaring rond 95 AD. Ook uit andere uitspraken van kerkvaders blijkt impliciet dat Johannes zijn Openbaring aan het einde van Domitianus’ regeringsperiode heeft ontvangen. Eusebius schrijft hier bijvoorbeeld dat het een typische actie van Domitianus jegens christenen was, om ze te verbannen naar eilanden, zodat ze geen gevaar meer vormden en het evangelie verder verspreidden. Nero, die in de jaren ‘60 AD regeerde, onthoofdde of kruisigde tegenstanders zoals Paulus en Petrus liever, vertelt diezelfde Eusebius in dit hoofdstuk. Preteristen zoals Anne Salomons proberen dit te ondermijnen, door te zeggen dat Eusebius dit vers enkel citeerde van Irenaeus, maar gaan eraan voorbij dat het origineel ook gewoon beschikbaar is om te lezen. Er is dus een origineel van het citaat. Verder werpt hij een ad hominem argument naar Irenaeus. Deze heeft soms vreemde ideeën, maar betekent het dat wanneer iemand op één punt niet juist is, hij meteen op álle punten onbetrouwbaar is? Dat is een drogreden die geen stand houdt als we naar de verdere argumentatie van Salomons kijken. Ook de geschiedschrijver Josephus was immers niet altijd juist, en toch wordt hij juist door preteristen wél vaak geloofd.
"Toen, na een interval, vervolgde Domitianus, de zoon van Vespasianus, de christenen. Op dat moment verbande hij Johannes de apostel en evangelist naar het eiland Patmos." (Sulpicius Severus, Heilige Werken, boek II, hoofdstuk 31)
Efeze Een opvallend kenmerk van deze gemeente is dat zij haar eerste liefde is kwijtgeraakt (Op. 2:1-7). Volgens de uitleg van de preteristen, moeten we deze brief echter vóór het jaar 70 AD plaatsen. Dat brengt een aantal problemen met zich mee. Paulus komt in 54 AD in de stad Efeze aan, waar hij hen in Handelingen 19 de eerste principes leert. Ze wisten immers nog niet eens dat er een Heilige Geest was waarmee ze gedoopt konden worden. Daar verblijft hij drie jaar (Hand. 20:31) en gaat in 57 AD weer terug naar Jeruzalem omdat hij daar op Pinksteren aanwezig wilde zijn (Hand. 20:16). In 64 AD schrijft Paulus vanuit de gevangenis in Rome een brief naar deze gemeente en prijst hen nota bene om hun liefde voor al de heiligen (Ef. 1:15). Te zeggen dat Johannes dus een brief schreef vóór 70 AD, waarin we de lezers van de 7 gemeenten in het huidige Turkije nog zeker de tijd moeten geven om dit alles te lezen, moeten we deze toch op zijn laatst in 68 AD plaatsen, omdat Nero toen is gestorven. Aangezien veel preteristen geloven dat de “grote verdrukking” al 3,5 jaar eerder begon, moeten we de start van die verdrukking in 65 AD plaatsen en ook hier weer een jaar éérder inlassen omdat alle heiligen in het hedendaagse Turkije nog de tijd moeten krijgen om die brieven door te lezen. Men had toen geen e-mail, dus dat kon best even duren. Dat betekent dus dat die brief op zijn laatst in 64 AD in de 7 gemeenten van Turkije aangeleverd moest worden. Aangezien Paulus in 64 AD schrijft dat de gemeente van Efeze geprezen wordt om haar liefde voor de heiligen, en Johannes volgens de preteristen in datzelfde jaar een brief aanlevert waar het tegenovergestelde beweerd wordt, is het uiterst twijfelachtig te noemen om op grond hiervan een vroege datering van het boek Openbaring te verkondigen. Smyrna Of wat te denken van de gemeente in Smyrna, die pas ná 68 AD gesticht werd getuige de zendbrief aan de Filippenzen door Polycarpus, die zélf nota bene nog een student van Johannes was geweest. Hij vertelt in hoofdstuk 11 van die brief dat er in Smyrna nog niet eens geëvangeliseerd was toen Paulus zijn eigen brief aan de Filippenzen schreef. Die brief van Paulus moeten we in 62 AD plaatsen, maar als we dit vers uit de brief van Polycarpus aan de Filippenzen heel nauwkeurig bestuderen, moeten we zelfs denken aan de evangelisatie van Smyrna ná Paulus’ bediening, die tot zijn dood doorging. Polycarpus spreekt immers over het opscheppen van Paulus over álle gemeenten, en dat Smyrna hem toen nog niet kende. Paulus stierf vrijwel zeker tussen 67 en 68 AD. Wat ook opvalt, is dat er in Openbaring, in de 7 brieven aan de 7 gemeenten veel gesproken wordt over een sekte die de Nikolaïeten heet (Openbaring 2:6, 15). Bijzonder is dat Paulus daar nergens over schrijft in al zijn zendbrieven. Alles bij elkaar zien we dus een plaatje ontstaan dat beter past in de periode 90-96 dan in circa 64-65 AD. Salomons meent echter dat het interne bewijs van Openbaring in zijn eigen voordeel is, en noemt onder andere de volgende suggesties. "Openbaring van Jezus Christus, die God Hem gegeven heeft om Zijn dienstknechten te laten zien wat spoedig moet geschieden, en Hij heeft die door Zijn engel gezonden en aan Zijn dienstknecht Johannes te kennen gegeven." (Op. 1:1, HSV)
"En er verscheen een groot teken in de hemel: een vrouw, bekleed met de zon, en de maan was onder haar voeten en op haar hoofd een kroon van twaalf sterren. En zij was zwanger en schreeuwde het uit in barensnood en in haar pijn om te baren." (Op. 12:1-2, HSV)
"Zal God dan geen recht doen aan Zijn uitverkorenen, die dag en nacht tot Hem roepen, ook wanneer Hij lang wacht om hen te hulp te komen? Ik zeg u dat Hij hun met spoed recht zal doen. Maar zal de Zoon des mensen, als Hij komt, wel het geloof op de aarde vinden?" (Lukas 18:7-8, HSV) Imminentie In dit vers uit Lukas zien we dat God soms lang wacht met te hulp komen. Tegelijk lezen we dat Hij met spoed recht zal doen. Een tegenstelling, zo op het eerste gezicht. Maar met de kennis die we hiervóór hebben opgedaan, hoeft dat helemaal niet zo te zijn. Wat hier bedoeld wordt, is dat het wachten op vergelding soms lang duurt. Maar áls het eenmaal zo ver is dat die vergelding gaat komen, gaat het rap. Als een vlies dat op knappen staat. Het kan even duren voor de baby komt. Maar áls dat vlies knapt, gaat het snel. Er is een zekere imminentie, onvoorspelbaarheid. Salomons noemt nog andere zaken die volgens hem “intern bewijs” zijn dat het boek Openbaring vóór 70 AD geplaatst moet worden. Zo noemt hij het “bewijs” dat Nero de zgn. “6e koning” is die genoemd wordt in Openbaring 17:10-11. Allereerst was Nero geen koning, maar een keizer. En als we dan tóch gaan tellen, laten we dan wel goed tellen. Salomons telt Julius Caesar mee als 1e keizer, maar het was pas Augustus die als 1e tot keizer werd uitgeroepen. Nero was dus de 5e. Als laatste wil ik toch weer terugkeren naar de kerkvaders; de apostolische vaders om precies te zijn. Velen van hen gaven rond de eerste eeuwwisseling hints dat het 1000-jarige rijk nog moest komen. Hier een selectie: “Geef aandacht, kinderen, aan wat dit betekent; Hij voleindigde in zes dagen. Hij bedoelt dit, dat in zesduizend jaar de Heer alles tot een einde zal brengen; want de dag mét Hem markeert duizend jaar; en dit getuigt Hijzelf tot mij, zeggende: ‘Zie, de dag van de Heer zal als duizend jaar zijn.’ Daarom, kinderen, in zes dagen, dat is in zesduizend jaar, zal alles tot een einde komen.” (Zendbrief van Barnabas, hoofdstuk 15, vers 4-7)
“Hierbij zegt hij [Johannes] dat er een millennium zal zijn ná de opstanding der doden, alwaar de persoonlijke regering van Christus gevestigd zal worden op deze aarde.” (Papias, Fragment VI) Papias De apostolische kerkvaders waren het natuurlijk niet over alles eens. Vaak zien we juist dat er flinke verschillen van mening waren. Over een deel van dit levendige debat kunnen we lezen in deze vroeg-tweede eeuwse fragmenten van Papias, mogelijk zelfs eerste eeuws. Deze laatste heeft van Johannes zélf gehoord dat er een letterlijk millennium zou komen ná de opstanding van de doden, waarbij Christus persoonlijk zal regeren op aarde. Vanuit dit fragment weten we in elk geval wél dat er christenen waren die dit dus létterlijk namen. Papias, die Johannes nog persoonlijk gekend heeft, geloofde dit bijvoorbeeld, tot tegenzin van de vierde eeuwse Eusebius. In andere getuigenissen lezen we dat de apostolische vaders ook nog steeds geloofden in een wederopstanding, terwijl volpreteristen (zij geloven dat de wederopstanding al is geweest) dit ontkennen. “Maar Hij Die Hem van de dood liet opstaan, zal ons ook op laten staan, als we Zijn wil doen, en in Zijn geboden wandelen, en liefebben wat Hij liefeeft, onszelf onthoudend van alle ongerechtigheid, hebberigheid, geldzucht, kwaadspreking en valse getuigenissen.” (Zendbrief van Polycarpus aan de Filippenzen, hoofdstuk 2) Polycarpus Deze apostolische kerkvader had nog onder Johannes gestudeerd en streed heftig tegen de meer “geestelijke” verklaring van deze wederopstanding die gnostici van die tijd probeerden te verkopen, en daarom moeten we deze verklaring zéér letterlijk nemen. Polycarpus schreef deze zendbrief aan het begin van de tweede eeuw (ca. 110 AD). Maar ook Clementius van Rome, een andere belangrijke apostolische vader, gaf een soortgelijke getuigenis over het geloof in een letterlijke wederopstanding (hoofdstuk 24). In de zendbrief van Clementius aan de gemeente van Korinthe praat hij vijf hoofdstukken lang (23-27) over zijn geloof in en verwachting van de wederopstanding. Hij schreef deze brief rond het kantelpunt van de 1e naar de 2e eeuw, ongeveer tegelijk met het moment dat Johannes zijn visioen kreeg. Het lijkt erop dat hoe vróeger we op de apostolische periode zitten, hoe letterlijker dit geloof was. En dat naarmate de eeuwen verstrijken, dit geloof steeds minder letterlijk wordt. Wat gelooft u? Iemand die ten tijde van Johannes leefde, of iemand die eeuwen later leeft? Slot Misschien was dit artikel voor u niet zo boeiend, dat begrijp ik helemaal. Het is vooral bedoeld als een naslagwerk en polemiek voor broeders en zusters die in de war gebracht zijn door mensen zoals Jeroen Koornstra, David Sorensen of Anne Salomons, en met name de evangelische, charismatische en pinkstergemeenten in Nederland targetten met hun dwalingen. Hiermee hebben zij hopelijk een hoop tegenargumenten in handen, en kan het uitzaaien van dit soort valse leringen een halt toegeroepen worden. In de volgende delen zullen we ingaan op andere aspecten van preterisme, en hen ook daar wat wind uit de zeilen nemen, maar het belangrijkste fundament is nu toch wel echt vernietigd, dunkt me. Het is nogal lastig om te beweren dat Johannes' Openbaring rond 70 AD uitgekomen is, als deze onmiskenbaar rond 95 AD geschreven is. Hoe kunnen we dat dan nog een openbaring noemen? Laten we de woorden van Paulus hier ter harte nemen: "En hun woord zal zich uitzaaien als kanker; onder hen bevinden zich Hymeneüs en Filetus. Zij zijn van de waarheid afgeweken door te beweren dat de opstanding reeds heeft plaatsgevonden, en breken het geloof van sommigen af."
3 Comments
Tineke
5/29/2023 08:48:11
Dankjewel voor deze uitgebreide studie. Bij mij in de kerk (PKN) en in de familie (NGK en evangelie.gemeente) is er vrijwel niemand die gelooft dat de laatste jaarweek van Daniel nog vervuld moet worden, dus ze geloven ook niet in de Opname en de Gr.Verdr. Het is volgens hen alleen nog uitzien naar Gods Koninkrijk, dat gestalte krijgt wanneer wij sociaal goed bezig zijn. Weer de mens in het middelpunt en ook geen zicht op Israël. Ik word daar herl moe van.
Reply
L.Overduin
5/30/2023 14:08:12
De Heer Jezus heeft Zijn volgelingen nergens opgeroepen de wereld te verbeteren, maar om het evangelie te prediken en discipelen te maken. En Hij kondigt aan plaats te bereiden in het Vaderhuis opdat ook wij mogen zijn waar Hij is. Voor de wereld bad Hij niet meer maar wel voor degenen die door het getuigenis van de apostelen in Hem zouden geloven, en dat gebeurt nog altijd.
Reply
Tineke
5/30/2023 15:15:01
Inderdaad, tot deze conclusie ben ik inmiddels ook gekomen. We mogen al die sub-meningen loslaten, tot rust komen in Gods mooie natuur, en waar mogelijk traktaten uitdelen in de hoop en verwachting dat Gods Woord niet leeg terugkeert.
Reply
Your comment will be posted after it is approved.
Leave a Reply. |
Categorieën
Alles
Archieven
Augustus 2024
|