Grote verdrukking
Wanneer we deze tekst oppervlakkig lezen, lijkt het alsof er een voorwaarde zit aan de 'bewaring voor het uur van de verzoeking die over de hele wereld komen zal'. Laat dit woord verzoeking u niet misleiden. Het is een synoniem voor die 7-jarige grote verdrukking (Matth. 24:21, Openb. 7:14), aangezien er specifiek bij staat dat het over de hele wereld komen zal. Dit geeft ook al aan dat deze brief aan Filadelfia niet alleen aan díe specifieke gemeente in Turkije geschreven werd, maar dat er een diepere boodschap in verborgen ligt voor een toekomstige type kerk die dezelfde karaktereigenschappen deelt. Ook het woord uur moet niet als een letterlijk uur gezien worden. In het Grieks staat hier het woord hora, wat een veel ruimere semantiek heeft. Voor uitleg waarom die periode 7 jaar duurt, zie ook pagina 11 en 12 van het e-book van Unravelations over de opname. Alles bij elkaar gaat het hier dus niet over algemene verdrukkingen die van alle tijden zijn (Joh. 16:33), maar over een specifieke periode die hier hét uur van de verzoeking wordt genoemd. Hoeveel hét uur van de verzoeking zijn er? Juist. Één. Om dit nog eens extra duidelijk te maken wordt ook nog eens gezegd dat dit uur van de verzoeking over de hele wereld komen zal. Maar hoe zit het nu met die voorwaarde? Geldt dit alleen voor degenen die volharden? Problemen Er zijn echter 8 theologische problemen met zo'n partiële opname. Allereerst zien we in de Bijbel dat de geestelijke zegeningen enkel en alleen afhankelijk zijn van Zijn genade en niet van onze eigen inspanningen (Ef. 2:8-9). Ten tweede zien we dat er in het Oude Testament al typologieën zijn van mensen die nogal vleselijk leefden (Gen. 19:30-38) en tóch gered werden van Gods oordeel, (Gen. 19:22) omdat God hen rechtvaardig verklaarde (2 Petrus 2:7-9). Niet omdat Lot nu zo rechtvaardig leefde, maar omdat hij rechtvaardig verklaard was. Zo werkt dat ook bij ons. We worden niet rechtvaardig verklaard omdat wij zo goed leven, maar omdat Hij zo goed leefde (Rom. 3:23-24, Matth. 5:17, 2 Kor. 5:21). We hoeven alléén maar daarin te geloven en we zijn gered (Ef. 2:8-9). De partiële opnemers zijn het hiermee oneens, omdat dit volgens hen een mandaat voor goddeloosheid zou kunnen zijn. Dat is echter onzin (Rom. 6:1), want zo werkt dat in een relatie ook niet. Wanneer wij onze partner trouw beloven in goede en slechte tijden, tot de dood ons scheidt, is dat toch ook geen vrijbrief om vreemd te gaan tot we een ons wegen? Nee. Het is een logische reactie op zo'n onvoorwaardelijke daad van liefde en trouw om die op een gelijkwaardige manier te beantwoorden. Een zelfverloochenende liefde terug te geven. Natuurlijk zijn er altijd uitzonderingen. En zo werkt dat ook in de relatie tussen God en mens. Waar de man en de vrouw uiteindelijk kunnen scheiden omdat één van beiden er niet meer tegen kan, is de standaard van het Goddelijke model heel helder in Efeze 5:22-33. Waar onze liefde en trouw tekort schiet, zal de liefde en trouw van God dat nóóít doen (Matth. 7:9-11, 2 Tim. 2:13). Ook al leven wij naar het vlees en niet naar de Geest (Rom. 8:4), dan nóg noemt Paulus ons zijn broeders (1 Kor. 1:10). Neem nu de gemeente van Korinthe (reden nummer drie). Paulus noemt hen geroepen heiligen (1 Kor. 1:2). Let op dit bijvoeglijk naamwoord geroepen. Dit communiceert vooral hun juridische positie en niet meteen de manier hoe zij leven. Dit blijkt wel uit de hoofdstukken die volgen. Er was verdeeldheid en Paulus kon tot hen niet spreken als tot volwassen christenen (hoofdstuk 3), ze waren veroordelend (hoofdstuk 4), sommigen sliepen zelfs met hun stiefmoeder (hoofdstuk 5), spanden rechtszaken aan tegen elkaar (hoofdstuk 6), aten afgodenoffers (hoofdstuk 8), betwistten Paulus autoriteit (hoofdstuk 9), deden aan afgodendienst (hoofdstuk 10), zorgden voor misstanden bij het avondmaal (hoofdstuk 11), hadden ruzie over welke gaven de belangrijkste waren (hoofdstuk 12), hadden ordeloosheid tijdens de diensten (hoofdstuk 14), maar zullen uiteindelijk wél allemaal worden opgenomen in hoofdstuk 15:51-52: "Wij zullen zullen allen veranderd worden", vertelt Paulus, in een context die overduidelijk over de opname van de gemeente gaat. Het vierde probleem is dat het Lichaam van Christus op deze manier verdeeld wordt (1 Kor. 1:13), wat onlogisch is en het vijfde probleem is dat hiermee sommige gelovigen wél Gods wraak moeten ondergaan, wat indruist tegen bijv. 1 Thess. 1:10. Het zesde probleem is dat de rechterstoel van Christus (2 Kor. 5:10) overbodig wordt. Álle gelovigen die opgenomen zijn, zijn immers 'waardig' volgens de partiële opnemers. Één van de eerste dingen die gebeurt na de opname, is het ontvangen van de kronen. De 24 ouderlingen, die een model zijn van alle christenen uit alle landen en talen (Openb. 5:8-10) hebben direct ná de opname (Openb. 4:1) hun kronen al ontvangen (Openb. 4:10). De kronen zijn een manier om loon te communiceren in het Nieuwe Testament. In tegenstelling tot ons fundament van redding, die alléén Christus kan leggen (1 Kor. 3:10-11) is er óók nog zoiets als werken waarmee men kan voortbouwen op dat fundament. Men kan met onvergankelijke materialen verder bouwen (goud, zilver en edelstenen), maar ook met vergankelijke materialen (hout, hooi en stro). Het oordeel bij de rechterstoel zal echter als een verterend vuur zijn (1 Kor. 3:12-15) en alle vergankelijke of vleselijke werken zullen verbranden. Lees deze tekst goed en merk op dat alleen de werken zullen verbranden. Níet de gelovige. Paulus maakt dit nog eens extra duidelijk door te zeggen dat deze gelovige wél behouden zal worden, maar als door vuur héén. Het zevende probleem is dat de partiële opnemers nooit helemaal exact uit kunnen leggen hoeveel waardigheid, volharding of geestelijke volwassenheid er precies nodig is om met de opname mee te mogen. Dat is niet echt een werkbare theologie. Het achtste probleem is dat deze partiële opnemers zichzelf in de praktijk altijd beschouwen als waardig om met de opname mee te gaan. Om de één of andere reden zijn zíj wel altijd goed genoeg. Ik heb nog nooit gehoord dat mensen die in deze theologie geloven, zichzelf hiervan uitsluiten. Het zijn altijd de ánderen die slecht leven. Een soort neofarizeïsme (Lukas 18:9-14). Het is heel bevooroordeeld, zonder objectieve maatstaf. Teksten zoals Mattheüs 5:48 worden door zulke christenen kundig gemeden of 'anders uitgelegd' omdat ze anders een beetje zenuwachtig worden of zij zélf wel waardig genoeg zijn. Voorwaarde Wat moeten we dan met het eerste gedeelte van vers 10 uit Openbaring 3? Spreekt de Bijbel zichzelf dan niet tegen? "Nee", vertelt dr. Andy Woods van het Chafer Theologisch Seminarium. Hij noemt de volgende overweging: Hoofdstukindeling, versindeling en zelfs interpunctie is niet aanwezig in de originele Griekse tekst. Het zijn allemaal manieren die latere kopiisten hebben bedacht om de tekst overzichtelijker te maken. De punt waarmee vers 9 eindigt, zou eigenlijk beter een komma zijn, omdat dit 1. een veel logischere flow geeft van de tekst en 2. is het in het Grieks zéér ongebruikelijk om een zin met een causaal voegwoord zoals omdat te beginnen. Verzen 9 en 10 zouden dus beter als volgt kunnen worden opgeschreven: "Zie, Ik geef u enigen uit de synagoge van de satan, van hen die zeggen dat zij Joden zijn en het niet zijn, maar liegen. Zie, Ik zal maken dat zij komen en aan uw voeten aanbidden en erkennen dat Ik u liefheb, omdat u het woord van Mijn volharding hebt bewaard. Ik zal ook u bewaren voor het uur van de verzoeking, die over heel de wereld komen zal, om hen die op de aarde wonen te verzoeken." Dat Woods dit niet uit zijn duim zuigt, wordt wel duidelijk als we andere vertalingen bestuderen zoals de Wycliffe-vertaling of MacDonald's Idiomatic Translation (MIT). Ook zij hebben dezelfde overweging gehanteerd bij hun vertaling. Het causale voegwoord krijgt hiermee een heel andere functie en slaat opeens op het vers ervoor, wat heel natuurlijk leest en helemaal in overeenstemming is met de acht punten van kritiek die we hiervoor noemden. Het feit dat de vijanden van de Filadelfiërs aan hun voeten zullen knielen, is hiermee een soort 'beloning' omdat zij het woord van Gods volharding hebben bewaard. Einde van deze gedachte. Volgende gedachte: "Ik zal ook u bewaren voor het uur van de verzoeking, die over de hele wereld komen zal, om hen die op de aarde wonen te verzoeken." Verzoeking Woods merkt verder op dat er duidelijk staat dat we bewaard worden voor het uur van de verzoeking, niet dóór het uur van de verzoeking. In andere woorden, we worden beschermd voor die grote verdrukking, we hoeven er niet dóór. Sommige christenen denken namelijk weer dat wij wél door de grote verdrukking moeten, maar dat druist in tegen bijv. 1 Thess. 5:9 waar staat dat wij niet bestemd zijn tot toorn. In Openbaring 6:16 zien we dat die grote verdrukking (Openb. 7:14) een onderdeel is van de toorn van het Lam. Toch merken deze christenen dan heel spitsvondig op dat wij wel door deze verdrukking heen kunnen en de toorn van het Lam niet zullen ondervinden, omdat wij bovennatuurlijk beschermd zijn. Aan deze christenen kunnen we de volgende dingen vragen cq. opmerken: 1. Als Jezus ons zal beschermen door deze periode, waarom communiceert Hij dat dan niet zo? 2. Een betere manier om dit in het Grieks te communiceren zou zijn door het woord en (in) of dia (door) te gebruiken, in plaats van het woord ek, wat juist het idee overbrengt van complete onttrekking. We zien deze woorden en of dia echter niet, maar wél het woord ek. Ook in Mattheüs 7:5 zien we bijvoorbeeld dit woord ek in de grondtekst (haal eerst de balk uit -ek- uw oog), waarbij het overduidelijk is dat die balk niet beschermd blijft in het oog, maar er écht fysiek uitgenomen moet worden. 3. Als we over gelovigen in het boek Openbaring 6 lezen, zien we dan ook écht dat zij beschermd worden tegen verdrukking, verzoeking of toorn? Absoluut niet. Ze worden afgeslacht (Openb. 6:9), vervolgd door Satan (Openb. 12:17) en zelfs overwonnen (Openb. 13:7) of onthoofd (Openb. 20:4). In enkele gevallen zien we inderdaad dat God de Zijnen beschermt dóór de verdrukking heen, maar het betreft hier dan een groep die we Israël noemen (Openbaring 7, 14), als een parallel met het land Gosen in de tijd van de plagen van Egypte (Ex. 7-12). De heiligen die we in de verdrukking tegenkomen zijn overigens een nieuwe groep, die tot geloof zijn gekomen tijdens de verdrukking. Het woord kerk, in het Grieks ecclesia, dat Paulus telkens gebruikt om ons aan te spreken tijdens de bedeling of dispensatie van de genade leven, zien we in hoofdstuk 6 tot en met 19 namelijk nergens meer terug. Het gaat hier telkens over 'heiligen'. De kerk is verdacht absent in de hoofdstukken die onmiskenbaar de grote verdrukking markeren! 4. De belofte is dat we behouden worden voor het uur, ofwel de complete periode, van de verzoeking. Dit vernietigt het argument van de zogenaamde pre-wraak-opname, ofwel het idee dat wij christenen door een deel van de grote verdrukking moeten, maar dat we behouden worden voor het laatste stukje (de échte wraak). Nee, we worden behouden voor de complete periode van 7 jaar! We worden niet alleen behouden voor de moeilijkheden van de grote verdrukking, maar we worden zelfs behouden voor de hele periode van de grote verdrukking! De enige manier om dit te kunnen ontvluchten is door van de aarde weggenomen te worden. 5. Het woord verzoeking hier is in het Grieks peraizo, waarbij de partiële opnemers natuurlijk meteen zullen denken aan een soort verzoeking die God doet bij de Zijnen, om te zien of zij gehoorzaam zijn. Maar dat is niet wat hier bedoeld wordt. In Jakobus 1:13-14 lezen we dat geen enkele gelovige door God verzocht (peraizo) wordt op zo'n manier. We zien echter wél dat God valse apostelen (ongelovigen) op zo'n manier benadert, om hen te exposeren, in Openbaring 2:2. Zodat duidelijk wordt wie zij zijn; bedriegers. Ook hier wordt het woord peraizo weer gebruikt. Het wordt dus op een tegengestelde manier gebruikt. Dát is dus de reden dat wij hier niet eens kunnen zijn, omdat God ons niet op zo'n manier (peraizo) verzoekt. Hij wil juist níet dat wij falen. Dat wij geëxposeerd worden. 6. 'Hen die op de aarde wonen' is een term die we telkens tegenkomen in het boek Openbaring. Het is een technische term om hén te beschrijven, die de aarde beschouwen als hun thuis. Het zijn ongelovigen. Wij als gelovigen zijn namelijk pelgrims, dit niet níet ons thuis (Hebr. 11:13-16). Wij zijn gasten, bijwoners, vreemdelingen. De verzoeking komt voor hén. Niet voor de kerk. Jezus specificeert dus héél duidelijk voor wie deze verzoeking bedoeld is. Als dit een algemene uitspraak was, was die extra informatie zinloos geweest. Deze 'aardbewoners' of 'zij die op de aarde wonen' zijn niet in het boek van het Leven opgeschreven. Zie Openb. 13:8, 17:8 bijv. De term wordt maar liefst 11 keer gebruikt in 9 verzen en het refereert altijd aan ongelovigen (Openb. 3:10, 6:10, 8:13, 11:10, 13:8, 12, 14, 14:6, 17:8), aan een koppig stel zondaren. Als God ons door deze periode zou laten gaan, zou dat dus Zijn hele doel in de war brengen. De verzoeking is namelijk niet voor ons bedoeld! 7. Hoe zal Jezus ons uit deze verzoeking bewaren? Wat is hiervoor het mechanisme? Op welke manier gebeurt dit? Er is maar één mogelijke uitleg: door ons compleet weg te nemen uit deze wereld. Een opname dus. Het vers erop maakt dit heel duidelijk (Openb. 3:11). Jezus vertelt hier dat Hij spoedig komt en dat wij wat wij hebben, goed vast moeten houden zodat niemand onze kroon afpakt. Het gaat hier niet over onze redding, maar over ons loon (een kroon). De opname en het oordeel van de rechterstoel (2 Kor. 5:10) komt eraan. Ook dit vers maakt dus nog eens duidelijk dat er een mogelijkheid is dat wij loon verliezen. Niet dat wij zélf verloren gaan. Nee, ons loon. Bovenstaande is een uittreksel uit een studie van dr. Andy Woods. Ik wens u Gods zegen toe :-)
0 Comments
Your comment will be posted after it is approved.
Leave a Reply. |
Categorieën
Alles
Archieven
Augustus 2024
|