De gelijkenis van de 5 wijze en 5 dwaze maagden wordt nogal eens verkeerd uitgelegd. Aan het einde van deze gelijkenis kan daarom bij sommigen het idee ontstaan dat sommigen wél meemogen met de opname, en sommigen niet. Dat we genoeg olie (vaak uitgelegd als de Heilige Geest) moeten hebben, of dat we anders de toegang ontzegd worden tot de hemel. Maar dat is wel een héél oppervlakkige uitleg, die totaal geen rekening houdt met de context. Het is een schoolvoorbeeld van knip- en plakwerk in de Bijbel om een eigen vooronderstelling te ondersteunen. Laten we die context eerst eens goed bekijken. "Dan zal het Koninkrijk der hemelen gelijk zijn aan tien meisjes, die hun lampen namen en op weg gingen, de bruidegom tegemoet. Vijf van hen waren wijs en vijf waren dwaas. Zij die dwaas waren, namen wel hun lampen maar geen olie met zich mee. De wijzen namen met hun lampen ook olie mee in hun kruikjes. Toen de bruidegom uitbleef, werden zij allen slaperig en vielen in slaap. En te middernacht klonk er een geroep: Zie, de bruidegom komt, ga naar buiten, hem tegemoet! Toen stonden al die meisjes op en maakten hun lampen in orde. De dwazen zeiden tegen de wijzen: Geef ons van uw olie, want onze lampen gaan uit. Maar de wijzen antwoordden: In geen geval, anders is er misschien niet genoeg voor ons en u. Ga liever naar de verkopers en koop olie voor uzelf. Toen zij weggingen om olie te kopen, kwam de bruidegom; en zij die gereed waren, gingen met hem naar binnen naar de bruiloft, en de deur werd gesloten. Later kwamen ook de andere meisjes, die zeiden: Heer, heer, doe ons open! Hij antwoordde en zei: Voorwaar, ik zeg u: ik ken u niet. Wees dan waakzaam, want u weet de dag en ook het uur niet waarop de Zoon des mensen komen zal." (Matth. 25:1-13, HSV) Redes Dr. Andy Woods van het Chafer Theologisch Seminarium legt uit dat Jezus twee belangrijke redes gaf, vlak voordat Hij ging sterven. Één van die redes (Matth. 24-25) gaf hij op de derde dag van de kruisigingsweek, en gaat specifiek over de toekomst van Israël, de tempel, Jeruzalem,de grote verdrukking en de komst van het koninkrijk, etc. De andere rede (Joh. 13-17) gaf Hij op dag 6 van de kruisigingsweek en gaat primair over de tussenliggende periode, vanaf het moment dat de Heilige Geest komt, de kerk ontstaat, tot aan het moment dat deze weggenomen wordt met de opname. Er zijn veel verschillen te noemen. De rede uit Matth. 24-25 is op de Olijfberg. De rede uit Joh. 13-17 vindt plaats in de bovenkamer bij het Pascha. De rede uit Matth. 24-25 vormt één integraal geheel, maar is door latere kopiisten opgedeeld in twee stukken. Dit zorgt bij de lezers soms voor een loskoppeling in hun gedachten, maar bedenk dat die indeling niet origineel was, maar later toegevoegd door mensen met de beste bedoelingen. Dat pakt soms goed uit, maar soms ook niet. In Mattheüs 23:37-39 zien we hoe deze rede geïntroduceerd wordt.
Afscheid Wat we hier zien, is een afscheid van de staat Israël zoals die tot dan toe was. Omdat het Joodse leiderschap haar Koning afwees, vertelt Jezus wat hen te wachten staat. Dit gaat over Israël. Niet over de kerk. Omdát zij haar Koning afwezen, zullen ze gedisciplineerd worden, zoals in Deuteronomium 28:15-68 al was voorspeld. Jezus vertelt vervolgens dat zij Hem niet meer zullen zien, totdat zij Psalm 118 zullen zingen als een welkom voor de Koning, onze HEER Jezus. Dit vloeit heel mooi door in de rede op de Olijfberg in Mattheüs 24 en 25, waar Jezus uitlegt hóe zij tot dit berouw en inzicht zullen komen. Door grote benauwdheid, grote verdrukking (Jer. 30:7, Matth. 24:21, Hosea 5:15, 6:1-3, Zach. 12:10-14). De rede uit Mattheüs 24-25 gaat dus overduidelijk over de mechanismen, de omstandigheden die ertoe leiden dat Israël haar Messias zal accepteren. Woods redeneert derhalve dat áls we waarheden over de opname willen leren, we in de goede vijver moeten vissen. We moeten hiervoor in Joh. 13-17 gaan zoeken, niet in Matth. 24-25. Kijk bijv. naar Joh. 14:1-3.
Mattheüs 24 Je moet deze rede, die eigenlijk al aan het einde van hoofdstuk 23 begint, dus als één geheel lezen. Anders begin je halverwege en snap je de context misschien niet. Wanneer we beginnen te lezen in hoofdstuk 24, valt als eerste op dat er een vraag komt over de tempel, héél Joods (vers 1-2). Dit is niet iets wat heel erg leeft bij christenen. In vers 9 vertelt Hij Zijn publiek dat zij (Israël) door alle volken (ethnos in het Grieks) zullen worden gehaat. Dit gaat overduidelijk niet over de kerk, want dat is geen ethnos, geen echt volk, maar een groep mensen uit alle volken. Het zijn juist de andere volken die dat éne volk haten. Ook staat er bij dat zij overgeleverd worden aan verdrukking, iets wat specifiek aan Israël is beloofd in bijv. Jeremia 30:7, Amos 5:18-20, Zefanja 1:14-18, weliswaar in andere bewoordingen. Misschien twijfelt u nu nog steeds. Lees dan verder in Matth. 24:14, waar het over het evangelie van het koninkrijk gaat. Voor wie is dat evangelie? Het antwoord dáárop vinden we in Mattheüs 9:35 en 10:5-7. Het is exclusief voor de Israëlieten bedoeld! Vers 15 gaat over de gruwel op de heilige plaats, ofwel de tempel. Vers 16 gaat over Judea, ook al zo Joods. Vers 20 heeft het over de sabbat. Dit is iets héél Joods, want christenen hoeven de sabbat niet eens te vieren (Kol. 2:16-17), ze vieren de rustdag vaak juist op de eerste dag van de week, op zondag. Vers 22 heeft het over de uitverkorenen. Dat is Israël (Deut. 7:6, Psalm 135:4, Jesaja 41:8-9, Amos 3:2), want wij zijn dan misschien aangenomen, we waren oorspronkelijk niet Gods uitverkoren volk. Ook vers 24 heeft het weer over de uitverkorenen. Vers 30 spreekt over de stammen van de aarde (Grieks: gé) die rouw bedrijven. Het Griekse woord gé kan ook land betekenen en wordt soms dan ook vertaald als land in de context van Israël (Matth. 2:6, 20, 21, etc.) of Juda. In het licht van Zacharia 12:10-14 is het daarom logischer om dit te vertalen als de 'stammen van het land' die rouw zullen bedrijven. Vers 32 gaat over de vijgenboom, ook al een symbool voor Israël (Jer. 24 bijv.) De verzen erop lijken over de opname te spreken, maar gaan níet over ónze opname. Het gaat hier over de opname van de wraak (Openbaring 14:17-20). Degenen die weggenomen worden, zijn juist het slechts af! Matth. 24:36-39 geeft ons namelijk de context, de bril waardoor wij deze wegname moeten lezen: In de tijd van Noach waren degenen die weggenomen werden door de zondvloed (vers 39) namelijk slecht af. Het woord aangenomen uit vers 40/41 is dan ook ongelukkig gekozen, maar kan hier beter vertaald worden als weggenomen. Het Griekse woord paralambano, dat we hier tweemaal vinden, wordt bijv. in Matth. 4:5 gebruikt voor Satan die Jezus meeneemt, in Matth. 12:45 voor demonen die andere boze geesten meenemen en in Mattheüs 27:27 voor de soldaten die Jezus meenemen. Ook Matth. 13:30 vertelt dat het onkruid éérst verzameld wordt en verbrand. De achterblijvers mogen vervolgens Jezus' koninkrijk betreden. Het is ook consistent met de eerdere verzen, waar gesproken wordt over de periode ná de grote verdrukking (vers 29) en waar de engelen de uitverkorenen (Israël) vanuit de vier windstreken of hoeken van de aarde om het restant te verzamelen (vers 31). Merk op dat de dode lichamen al éérder werden weggenomen door de gieren (vers 28). Mattheüs 25 Als het eerste gedeelte van de Rede of de Olijfberg dus over Israël en haar eschatologie gaat, gaat het tweede gedeelte dat natuurlijk ook. We gaan niet opeens met die stijl breken, puur omdat iemand aan het einde van de middeleeuwen daar het getal 25 tussen heeft gezet. Als eerste valt op dat hier niet over één vrouw gesproken wordt, zoals Paulus in Efeze 5:22-33 doet als hij over de gemeente spreekt, maar over 10 maagden. Deze term is niet gebruikelijk voor de gemeente, laat staan in meervoud. We worden eerder voorgesteld als de bruid van Christus, dan als de bruidsmeisjes. Efeze 5:22-33 zinspeelt daarop. Dit terwijl Johannes de Doper juist zinspeelt op het feit dat hij een 'vriend van de Bruidegom' is (Joh. 3:29). Met al deze gegevens ontstaat het idee aldus dat Israël bij de inner circle van de Bruidegom hoort (ook Openbaring 14:3-4 in relatie tot Openbaring 7:3-8 laat héél duidelijk zien dat deze maagden Israëlieten zijn), maar dat de gemeente een nóg bijzonderdere plek heeft, namelijk het lichaam van Christus of zelfs de bruid van Christus. Hier kom ik later nog verder op terug. Eerst wil ik door naar het volgende ankerpunt. Koninkrijk Het gaat hier over het koninkrijk der hemelen, en merk op dat we in het vorige hoofdstuk al een bepaalde chronologie zagen van de grote verdrukking (24:21) tot zelfs ná de grote verdrukking (24:29). Dit terwijl wij wéten dat we als christenen helemaal niet eens door die verdrukking heen hoeven (zie het e-book van Unravelations voor een uitgebreide bespreking hiervan). Wat hier gebeurt is een ingezoomde paragraaf waarin middels een parabel duidelijk wordt gemaakt hóe de Israëlieten hun beloofde, toekomstige koninkrijk zullen betreden. Jezus zoomt hier in op twee groepen mensen. De éne groep zal wél naar binnen mogen, de andere groep niet. Nérgens in de tekst lees je iets over een opname naar de hemel (1 Thess. 4:13-18), over een wederopstanding (1 Kor. 15:51-52). Hier is iets héél anders aan de hand. Ook zien we nergens dat de Bruidegom vanuit de hemel op de aarde komt, want Hij is reeds op de aarde om een ontmoeting te hebben met deze bruidsmeisjes. Als u bovendien van mening bent dat alleen de 'waardige christenen' mee mogen, is niemand van deze dames een kandidaat, want ze vielen allemáál in slaap (vers 5). Daarenboven, als u denkt dat olie hier symbool staat voor de Heilige Geest, begrijpt u de doctrine van Efeze 4:30 niet. We zijn en blijven verzegeld tot de dag van onze verlossing, ook al bedroeven wij Hem. Niet tot de dag dat wij onze redding verliezen. Het ontvangen van de Heilige Geest is een onvoorwaardelijke belofte aan de gelovige (Hand. 2:38, Ef. 1:13-14, 4:30, 1 Kor. 12:13, etc.) Bruiloft
Waar gaat het hier in Mattheüs 25 dan over? Wel, aan het einde van de grote verdrukking zullen er overlevenden zijn (Matth. 24:22, Zach. 13:8-9,). Israëlieten, maar ook heidenen (Zach. 14:16-19). Deze gelijkenis is een manier om te communiceren hoe Jezus om zal gaan met deze overblijvers. Wélke mensen geloven en welke niet. In de eerste 13 verzen van Mattheüs 25 zien we de focus op Israël, in de laatste verzen (31-46) van dit hoofdstuk zien we de focus op de heidenvolken. Telkens is er die tweedeling. Merk ook op dat deze gelijkenis perfect parallel loopt met de situatie in Openbaring 19. De vrouw van Christus is gereedgemaakt (vers 7-8). In vers 9 zien we dat er ook mensen geroepen zijn tot het avondmaal van de bruiloft. Er is dus de Bruidegom (Jezus), de bruid (de gemeente) maar ook de genodigden (Israël). En dat vlák voor het moment dat Jezus zal gaan regeren voor 1000 jaar in dat nieuwe koninkrijk (Openbaring 20), maar tegelijk aan het einde van de verdrukking (de zgn. grote hoer is geoordeeld, zie vers 2). Zie ook het overzicht hierboven. Samengevat: 1. De context in Mattheüs 25 is overduidelijk Israël. 2. De kerk was nog niet eens geboren en de opname nog een mysterie (1 Kor. 15:51-52) 3. Het vindt plaats op een heel ander moment (een andere dispensatie) 4. Er staat niets over wederopstanding of een opname naar de hemel in deze tekst. 5. We zijn gered vanaf het moment dat we geloven in Jezus (Ef. 2:8-9, 1 Joh. 5:12-13) 6. Niets kan ons daarna meer van Hem scheiden (Rom. 8:38-39, Joh. 10:28-29) 7. We zijn verzegeld met de Heilige Geest tot de dag van onze verlossing, zelfs als we Hem bedroeven (Ef. 4:30) Postscriptum 1: Voortschrijdend inzicht heeft mij recentelijk de nieuwe informatie opgeleverd die u kunt lezen aan het einde van de 7e paragraaf (Mattheüs 24), dat de tekst hier níet over de opname van de gemeente gaat maar de wegname van de goddelozen. Hoewel de tekst hier op zichzelf wel aanleiding toe lijkt te geven, doet de context anders vermoeden. In een nieuwe uitgave van het e-book '49 Redenen' zal dit gewijzigd worden. Postscriptum 2: Merk op dat de gemeente in Efeze 5:22-33 vergeleken wordt met de vrouw van Christus. Er zullen christenen zijn die namelijk beweren dat Israël de vrouw van God is. Dat is geen tegenstelling. Israël is de vrouw van God en de gemeente de vrouw van Christus. U zult Openbaring 19 dan ook op die manier moeten lezen. Weer andere zullen beweren dat de 'bruid' het Nieuwe Jeruzalem is, door af te gaan op een tekst in Openbaring 21:9 en hetgeen daarna volgt. Dit lijkt tot op zekere hoogte een geldig argument, maar besef wel dat niet álles in Openbaring 21 op en top Israëlitisch is. Het veelvuldig gebruik van het getal 12 lijkt dat te communiceren, maar er is méér. In de brief aan de Turkse gemeente van Filadelfia wordt beloofd dat ook zij de naam van dat Nieuwe Jeruzalem zullen ontvangen (Openb. 3:12). We kunnen dus niet concluderen dat het Nieuwe Jeruzalem exclusief over Israëlieten gaat. Het gaat over zowel Jood als niet-Jood (Rom. 10:12). Er komt namelijk een moment dat God alles in allen zal zijn (1 Kor. 15:28), de eeuwigheid dus. Dit zijn lastige dingen om te begrijpen (2 Petr. 3:16) maar bid ervoor en bestudeer alles nog eens een keer voor uzelf onder leiding van de Heilige Geest. Het is niet mijn doel u te vertellen wat u moet vinden, maar om u tools aan te reiken om een helderder zicht te krijgen op Gods woord. Bovenstaande is een uittreksel uit een studie van dr. Andy Woods en Jim McGowan. God bless! :-)
4 Comments
Arjo
3/12/2022 14:21:20
Ha,
Reply
Hoi Arjo,
Reply
(vervolg)
Reply
Arjo
3/13/2022 21:29:38
Ha,
Reply
Your comment will be posted after it is approved.
Leave a Reply. |
Categorieën
Alles
Archieven
Augustus 2024
|