Vervalsing We delen deze serie daarom in drie delen op; allereerst richten we ons op de kern achter het "mandaat" om allerlei gekerstende occulte praktijken te mogen introduceren binnen het lichaam van Christus. Als uitgangspunt gebruiken daarvoor we het boek Physics of Heaven, dat u hier zelf kunt lezen om te vergelijken of het klopt wat ik schrijf. In een volgend deel zullen we ingaan op hoe de inzichten van de kwantummechanica sommige charismatischen munitie geeft om hun dogma's tentoon te spreiden, en in het laatste deel wil ik een aantal voorbeelden noemen uit het boek. In hoofdstuk 5 van mijn polemische boek "Physics of Hell" komen we bij de belangrijkste kern van waarom o.a. Bethel Church meent dat het geoorloofd is om allerlei nieuwe wegen te bewandelen, gearticuleerd door met name theoloog Jonathan Welton. Hij stelt het volgende in Physics of Heaven: "Als er een vervalsing is, is er een origineel dat we moeten vinden en opnieuw opeisen. Elke keer als we een maskerade zien, moeten we goed kijken om juist te onderscheiden wat er vervalst wordt, want een vervalsing is een aanwijzing dat een origineel bestaat. Neem het voorbeeld van vals geld. Als er vals geld is, verbranden we niet al ons echte geld om het bedrog tegen te gaan."
Leugen Als "prooftext" haalt hij de bovenstaande tekst uit de Eerste brief van Johannes aan (p. 61). Welton zoomt hierbij in op het woord ‘leugen’ (in zijn versie maakt hij er het woord ‘vervalsing’ van). Het wordt een prooftext dat als uitgangspunt zal dienen voor de rest van zijn “theologie”. Hij leert dat als er ergens een vervalsing is, er ook een origineel moet zijn en dat we daarom niet bang moeten zijn om de vervalsing te bestuderen. Hier gaat het al bijna meteen mis. In het eerste gedeelte kan ik me vinden, maar het is het laatste gedeelte van deze hypothese dat mij tegen de borst stuit. Het is namelijk niet zo dat wij vervalsingen moeten bestuderen om te leren hoe we het origineel weer kunnen hervinden. Om alles te leren over de waarheid, moeten we de waarheid bestuderen, niet de leugen. Ja, er zijn vervalsingen en leugens, maar we kunnen niet automatisch de waarheid reconstrueren vanuit die leugens of vervalsingen. Laten we een voorbeeld nemen. De islam pretendeert de juiste interpretatie te zijn van de dingen die Joden en christenen tot zich hebben genomen in de eeuwen ervoor door de Tenach en het Nieuwe Testament. De Koran is daarom dus een aftreksel van de Bijbel, aangezien het veel dezelfde elementen bevat. Jezus is de Waarheid, maar de weg naar Hem is in de Koran niet te vinden. Waarheid We kunnen de waarheid dus niet automatisch herleiden uit de leugen. Daarvoor hebben we de Bijbel nodig. We hebben een onwrikbare toetssteen nodig, om te controleren in hoeverre de gereconstrueerde waarheid ook daadwerkelijk matcht met de échte waarheid. Een ijkpunt. Als u ergens een liniaal vindt met daarop wat getallen, maar u vermoedt dat die niet helemaal zuiver is, hoe komt u daar dan achter? U laat deze ijken door het te vergelijken met een uiterst betrouwbaar ijkpunt. In 1889 is daarom een liniaal gemaakt van 90% platina en 10% iridium, die exáct een meter lang is. We leren niet hoe lang een meter is door het bestuderen van de vervalsing, maar door het bestuderen van of vergelijken met het origineel. Het ziet er dus al meteen niet best uit voor de hermeneutiek van Welton. Welton bouwt verder op naar een vals dilemma. Als we een driedollarbiljet en een vierdollarbiljet vinden, betekent het dan dat dit twee vervalsingen zijn van twee verschillende biljetten, of twee vervalsingen van één en hetzelfde biljet? Daarvoor moeten we naar de diverse elementen kijken. Hoe ziet het origineel eruit? Staat er op het driedollarbiljet een afbeelding van Thomas Jefferson, en zijn dezelfde kleuren en elementen gebruikt van het authentieke tweedollarbiljet? Dan is het een vervalsing van het tweedollarbiljet. Staan er echter op het vierdollarbiljet óók dezelfde kleuren en een afbeelding van Jefferson op het biljet, dan is dit geen vervalsing van het vijfdollarbiljet (waar Abraham Lincoln op staat), maar een ándere vervalsing van hetzelfde biljet. We kunnen dus meerdere vervalsingen hebben van één origineel. Waarom vertel ik dit? Omdat de indruk in dit boek wordt gewekt dat er van élke vervalsing een eigen, specifiek origineel bestaat. Dat behoeft niet noodzakelijkerwijs zo te zijn.
Verbod Neem nu de zaken die Mozes hierboven in Deuteronomium noemt. Waarzeggerij, wichelarij, wolken duiden of doden raadplegen zijn in feite allemaal een perversie van één en hetzelfde principe: Gods stem leren verstaan voor duiding. Dit kan door het bestuderen van de schriften, het in stilte zoeken van God in bijvoorbeeld gebed of door het luisteren naar de profeten die God destijds had aangesteld. Het duiden van wolken, waarzeggen, wichelen of luisteren naar de “doden” waren in feite allemaal van hetzelfde laken een pak. Het waren 4 vervalsingen van dezelfde waarheid. Dat wij énkel tot waarheidsvinding kunnen komen door God en niet door het luisteren naar andere elementen of entiteiten. Met deze voorkennis, zijn we klaar om in te gaan op hetgeen Welton ons probeert wijs te maken. Als eerste stuiten we op de door hem aangehaalde tekst uit 1 Thessalonicenzen 5:21, waar staat dat we alles moeten onderzoeken, maar het goede behouden. Welton utiliseert deze tekst en ziet het als een uitnodiging om de vervalsingen niet alleen te onderzoeken, maar tegelijk te herclaimen. En dat is waar hij te ver gaat. Hij veronderstelt hiermee dat God onmachtig is, en dingen verloren zijn gegaan. Is God niet machtig genoeg om álle dingen die wij nodig hebben te preserveren in Zijn woord? In de Tweede brief aan Timotheüs, in de context van bedriegen en misleiden of misleid worden, schrijft Paulus hieromtrent enkele zéér belangrijke woorden op. " 13. Maar slechte mensen en bedriegers zullen van kwaad tot erger gaan: zij misleiden en worden misleid. 14. Blijft u echter bij wat u geleerd hebt en waarvan u verzekerd bent, omdat u weet van wie u het geleerd hebt, 15. en u van jongs af de heilige Schriften kent, die u wijs kunnen maken tot zaligheid, door het geloof dat in Christus Jezus is. 16. Heel de Schrift is door God ingegeven en is nuttig om daarmee te onderwijzen, te weerleggen, te verbeteren en op te voeden in de rechtvaardigheid, 17. opdat de mens die God toebehoort, volmaakt zou zijn, tot elk goed werk volkomen toegerust." (2 Timotheüs 3:13-17, HSV) Volledigheid Merk de allesomvattendheid op van deze tekst, en tegelijk de beperkingen die Paulus hiermee zo duidelijk impliceert. Hij wijst Timotheüs (en ook ons) op de volledigheid van Gods woord. Hiermee hebben we méér dan genoeg om álles te kunnen doen wat Hij ons opdraagt. Waarom zouden we buiten de lijntjes willen kleuren? Waarom zouden we gaan zoeken naar zaken die zogenaamd ‘verloren zijn gegaan’ omdat God schijnbaar niet bij machte was die te preserveren. Uit deze tekst blijkt dat er helemaal niets verloren is gegaan, en ook worden we nergens in de Bijbel expliciet opgeroepen om ‘verloren materiaal’ te herclaimen. Welton meent dat het niet gevaarlijk is om deze ‘verloren zaken’ te herclaimen. Christenen moeten naar zijn idee niet bang zijn, want hij heeft meer vertrouwen in Gods bescherming dan Satans vaardigheden om onze redding van ons te stelen. Dat is opmerkelijk, aangezien we zojuist ontdekten dat hij ervan uit ging dat God dingen was kwijtgeraakt aan Satan, die wij moeten herclaimen. Ik beaam in dit geval echter dat wij inderdaad op God moeten vertrouwen, omdat er inderdaad niks verloren is aan het koninkrijk van de duisternis, blijkens onder andere bovenstaande woorden van Paulus.
Test Jonathan geeft echter andere randvoorwaarden aan. Hij meent dat de ultieme test bij het toetsen van bepaalde wonderen en tekenen is, of Jezus de Heer van het leven van de wonderdoener is. Hoewel dit welzeker een goed begin is, is dit nog steeds maar de helft van het verhaal. Goede intenties bij mensen die Jezus volgen, betekenen nog niet dat die intenties ingegeven kunnen worden door de boze. Laat me een aantal voorbeelden schetsen. In Mattheüs 16:21-23 lezen we over Jezus Die vertelt over Zijn dood en opstanding. Petrus bestraft Jezus vervolgens met de woorden: “Dit zal U geenszins geschieden.” Jezus echter draait zich om en bestraft Petrus op Zijn beurt met de woorden: “Ga weg achter mij, Satan!” Was Jezus de Heer van Petrus’ leven? Zeker weten, daar had Petrus zojuist getuigenis van gegeven (vers 16). Had Petrus goede intenties? Absoluut! Hij had het beste met Jezus voor. Wat was er echter aan de hand? Petrus sprak en handelde niet in overeenstemming met Gods woord. In Jesaja 53 stond duidelijk dat de Messias moest lijden en sterven. Misschien bent u nog niet overtuigd. Laten we dan wat dichter naar de context gaan, van het algemene naar het specifieke. Ook eerder in Mattheüs zien we namelijk een groep mensen die van zichzelf zeggen dat zij wonderen en tekenen in de Naam van Jezus hebben gedaan, maar desondanks de toegang tot de hemel geweigerd wordt. "Niet ieder die tegen Mij zegt: Heere, Heere, zal binnengaan in het Koninkrijk der hemelen, maar wie de wil doet van Mijn Vader, Die in de hemelen is. Velen zullen op die dag tegen Mij zeggen: Heere, Heere, hebben wij niet in Uw Naam geprofeteerd, en in Uw Naam demonen uitgedreven, en in Uw Naam veel krachten gedaan? Dan zal Ik hun openlijk zeggen: Ik heb u nooit gekend; ga weg van Mij, u die de wetteloosheid werkt!" (Mattheüs 7:21-23, HSV) Belijdenis Een belijdenis met de mond betekent niet automatisch dat er in het hart ook iets gebeurt. Over welke Jezus hebben we het overigens? Welke geest zit erachter? En ook het evangelie is in veel kerkelijke kringen tot een buzzwoord verworden als deze niet verder gedefinieerd wordt. Er is uiteindelijk maar één evangelie, en de rest van de “evangeliën” leidt tot de dood (Gal. 1:6-9). In welk evangelie gelooft de wonderdoener? Welton lijkt zich hier slechts ten dele van bewust. Hij noemt het laatste voorbeeld uit Mattheüs, maar is hierin te beperkt. Hij erkent de lipservice, maar vergeet dat er ook bevestiging vanuit de Bijbel nodig is, zoals we zagen in het voorbeeld van Petrus. Wanneer iemand met zijn mond belijdt dat Jezus Zijn Heer is, maar strijdig handelt met Zijn woord, is er iets mis. Het probleem met deze “test” van Welton is dat wij niet alwetend zijn zoals God, en niet in de harten van mensen kunnen kijken. Daarom hebben wij de Bijbel nodig, waarmee we de ultieme bevestiging van deze test hebben.
Weerstand In de paragraaf getiteld "weerstand" (p. 68-69) gaat Welton in op drie groepen christenen die hij ziet als het gaat om “herclaimen van het bovennatuurlijke”. De eerste groep is volgens hem een groep die in de authentieke bovennatuurlijke werken handelt en wandelt. De tweede groep is volgens hem een groep die in valselijke bovennatuurlijke werken handelt en wandelt. Ten slotte is er volgens hem een derde groep die bang zijn voor beide eerste groepen en zich daarom helemaal maar niet met wonderen bezig houden. Dit is natuurlijk weer een uiterst suggestief uitgangspunt. Meteen wordt door deze indeling impliciet al een schuldgevoel neergelegd bij de derde groep. We zullen later zien of dat gevoel juist is. Eerst wil ik even verder inzoomen op de redenatie van Welton. Hij vergelijkt groep 3 met de farizeeërs. Zij konden niet onderscheiden dat wat Jezus deed, voortkwam vanuit de macht die YHWH Hem had gegeven. Op dit punt heeft Welton natuurlijk gelijk, maar er zit een listige truc achter zijn redenatie verborgen. Het is een vals dilemma. Jezus handelde immers binnen de bonafide structuren die God alreeds uitgebreid had uitgestippeld. Er waren bepaalde voorwaarden verbonden aan het al dan niet doen van wonderen, tekenen en genezingen, zoals beschreven in o.a. Deuteronomium 18. Wil Welton deze drogreden derhalve als een mandaat gebruiken om alle bovennatuurlijke zaken die binnen Bethel-kringen gebeuren, goed te keuren? Ziet u nu waar de redenatie fout gaat? De intenties zijn misschien juist, Gods woord verbiedt het.
Geleidegeest Vermoedelijk denkt Welton hierbij aan de tekst uit Mattheüs 18:10. Hier lezen we dat kleine kinderen (of pas wedergeboren gelovigen, wat wellicht nog een betere interpretatie is gezien de voorgaande context) engelen hebben in de hemel. In Hebreeën 1:14 lezen we dat deze engelen “dienende geesten” zijn. Dit soort teksten moeten we echter met grote voorzichtigheid betrachten, zodat we niet in de val trappen de tekst naar onze eigen hand te zetten. Dienen is namelijk tweeledig. Zij bedienen immers de gast, maar hoofdzakelijk (op verzoek van) de Gastheer. Het is God Die hen erop uitstuurt, met specifieke instructies. Nergens in de Bijbel lezen we over mensen die engelen aansturen. Wij worden dus bediend, maar niet op eigen verzoek. We mogen bidden, maar we kunnen hen niet claimen. We zijn niet hun “bezitters” en zij zijn niet ons eigendom. God is hun Eigenaar. In vers 6 van Hebreeën 1 zien we dat God hen láát aanbidden. Nog een vers later worden zij in één adem genoemd met Zijn dienaren. De soevereiniteit van God voert in al deze verzen de boventoon, niet die van ons als wedergeboren christen. Wij worden dan ook nérgens aangemoedigd om met deze “dienende geesten” te communiceren, maar juist om Jezus als de Enige Middelaar, Mediator (1 Tim. 2:5) te vragen ons te helpen. Hij kan vervolgens beslissen of Zijn dienaren ons mogen bedienen of niet. Veel vaker zien we misschien nog wel dat Jezus een ander, veel beter plan voor ons heeft dan wij van tevoren hadden bedacht.
Extase Ook het woord ekstasis valt in die categorie. Merk op dat het bestaat uit de prefix ek en het zelfstandige naamwoord stasis. Ek betekent “uit” en stasis is de positie waarin iemand staat. Je bent als het ware uit je positie gebracht, is wat dit communiceert. Strong’s concordantie van de King James Vertaling geeft diverse suggesties waarmee dit woord vertaald kan worden, afhankelijk van de context. Het kan volgens hem onder andere vertaald worden als verwonderd zijn, maar het kan natuurlijk élke staat zijn die niet onze normale staat is. We zien in diverse teksten dat mensen bovenmate verwonderd zijn in de Bijbel, en dat dit woord gebruikt wordt (Mark. 5:42, 16:8, Luk. 5:26, Hand. 3:10). Toch zien we ook dat er soms een situatie is in de context waarbij naar een andere betekenis gezocht moet worden, en dat is het geval bij Petrus en Paulus in Handelingen. Ze zijn in geestesvervoering, waar God hen bijzondere dingen laat zien. Een visioen, is wat dit in essentie is. Wanneer we dit leggen naast het moderne begrip extase, dan wordt dit vrijwel altijd in verband gebracht met Oosterse mystiek en/of het gebruik van drugs. Geestesvervoering Dit op zichzelf is al significant anders dan de legitieme extase waarover de Bijbel spreekt, maar merk ook op Wie hier het initiatief neemt. Het is Gód Die Zijn volgelingen in een ‘diepe slaap’ of in geestesvervoering brengt, niet wijzélf. Het zelf initiatief nemen om met de “goden” te communiceren gebeurde al in de tijd van de Bijbel, en God keurt dit dan ook hartgrondig af. Ook kan het zijn dat wijzelf niet het initiatief lijken te nemen, maar dat dit tóch niet van God afkomstig is, zoals bijvoorbeeld verteld wordt in Deuteronomium 13:1-18 en 18:9-22. Ja, dat kan ons als christenen ook overkomen. Paulus en Johannes schrijven immers aan gemeenteleden, en vertellen hen de geesten te onderscheiden (1 Korinthe 12:10, 1 Johannes 4:1-6). Waarom zouden zij hen hiervoor waarschuwen, als dit geen daadwerkelijke mogelijkheid was? Als ik u zou zeggen: “Kijk onderweg naar het werk uit voor gnoompjes”, dan lacht u mij toch uit? Een waarschuwing is alleen geloofwaardig als deze ook potentieel realistisch is. Bijvoorbeeld: “Kijk onderweg naar het werk uit voor overstekend wild.” Ook voor de christen is het mogelijk om misleid te worden (Mattheüs 16:23, Hand. 5:3, 1 Kor. 7:5, 2 Kor. 2:11, 1 Tim. 5:15), zelfs Jezus Zélf overkwam dit, hoewel Hij hier niet aan toegaf tijdens Zijn verzoeking in de woestijn.
Meditatie Welton noemt verder het voorbeeld van meditatie als een Bijbelse techniek die door de new agers gekaapt is. Het is ook hier weer zo dat meditatie inderdaad in de Bijbel voorkomt, alleen betekent dit niet dat het over iets soortgelijks gaat als Oosterse meditatie, waarbij mensen hun gedachten leegmaken, buiten hun lichaam treden of zelfs leviteren. Wanneer de term ‘mediteren’ in de Bijbel gebruikt wordt, betekent dit gewoon ‘overdenken’. In het oorspronkelijke Hebreeuws wordt hiervoor het woord shiach gebruikt, wat in twee stamformaties kan voorkomen. Allereerst kan gedacht worden aan klagen, maar afhankelijk van de context ook aan overdenken, studeren, overwegen of in andere gevallen zelfs praten, zingen of gedachten uiten. Net als bij ekstasis is er een brede en een moderne, smallere definitie. De moderne definitie van mediteren is overschaduwd geraakt door de gigantische invloed die de Oosterse religies op het Westerse denken hebben gekregen de laatste decennia. We kunnen ook hier niet de dominante, moderne definitie die van het verleden laten bepalen. Meditatie is een beetje een buzzwoord, een containerbegrip geworden van allerlei spirituele ervaringen die godsdienstige mensen kunnen hebben. Wanneer we het woord meditatie in een woordenboek uit de tijd van de King James Vertaling of de Statenvertaling zouden opzoeken, zal u opvallen dat van zo’n Oosterse interpretatie geen enkele notie is. Het Instituut voor de Nederlandse Taal geeft hier aan in het Middel-Nederlandsch Woordenboek, dat gold tot de laatste helft van de 16e eeuw, dat dit geïnterpreteerd moet worden als nadenken, peinzen of “in gedachten verzonken zijn”. Ook de context van de diverse passages waarin dit woord voorkomt, geven aan dat we onze gedachten niet moeten ledigen, maar juist vúllen met de woorden uit de Schrift (Jozua 1:8, Psalm 1:2, 119:15, 23, 48, 78 en vers 148).
Vullen Blijkbaar wierpen dus ook de zonen van in elk geval sommige farizeeërs boze geesten uit, alleen wordt in de latere verzen duidelijk dat dat geen zin heeft, als hun “huis” leeg blijft, ofwel; niet gevuld wordt met de Heilige Geest. Het Griekse oikos, dat hier als “huis” is vertaald, kan slaan op élke verblijfplaats, ook de lichamen van mensen, zo meldt Strong hier in zijn concordantie. Wanneer wij onze gedachten dus ledigen, wat blijft er dan over? Slechts onze eigen slechte verlangens, onze verdorven oude natuur (Gen. 8:21, Jer. 17:9, Jes. 64;6, Rom. 3:9-20, 7:15-24, Jak. 1:14-15). Het is daarom beter om vervuld te worden met de Geest (Ef. 5:18) en dagelijks over Zijn Woord na te denken. Oosterse meditatie maakt ons leeg, navelstaarders, werpt ons terug op onze eigen zondigheid, ellende en hopeloosheid. Bijbelse meditatie vult ons juist met Gods woord, en biedt ons het perspectief van eeuwige redding ván die zonde en tót zaligheid, wat ons ook in déze tijd kracht geeft om door te kunnen gaan, en werpt onze blik op Jezus, Die onze Redder is. Ziet u het verschil? Aura Verder noemt Welton ook nog “aura” als iets wat naar zijn idee door de new agers is ingepikt. Aura is volgens aanhangers van esoterische stromingen zoiets als “astrale energie” die niet in het natuurkundige spectrum voorkomt. Hoewel Welton geen Bijbelvers noemt, wordt door sommige vrijdenkende christenen weleens verondersteld dat hier in bijvoorbeeld Exodus 34:29-35 of Mattheüs 17:1-8 over gesproken wordt. In het eerste voorbeeld zou het gaan om Mozes’ stralende aangezicht, nadat hij van de berg afdaalde. In het tweede voorbeeld zou het gaan om Jezus’ stralende gedaante, toen Hij op de berg werd verheerlijkt. In beide gevallen missen we echter een heel belangrijk woord: aura. Ook wordt aura verondersteld enkel te zien te zijn door sommige ingewijden, terwijl het in het geval van Mozes overduidelijk te zien is door de héle massa. Bovendien is het niet de aura van de persoon zelf, maar de glorie van God Die straalde. Ook is het hebben van een lichtglans om een entiteit heen nog geen garantie of graadmeter dat iets of iemand bonafide is. Satan kan zich immers ook voordoen als nota bene een engel van het licht. We moeten hier derhalve héél voorzichtig mee zijn, en ook hier geldt daarom dus weer dat we bij een bijzondere geestelijke ervaring niet de ervaring zélf als lakmoestest gebruiken, maar dat we deze ervaring naast de Schrift leggen. Stemmen die twee niet ontegenzeggelijk 100% overeen? Dan is dat een rode vlag dat Satan een heimelijke afwijking in de leer probeert in te voeren, door iemand een valse ervaring te geven. Iemand die zelf misleid is, zal bewust of onbewust ook weer anderen misleiden.
Nehustan Een belangrijke vraag die we onszelf hierbij meteen moeten stellen, is: werden de mensen genezen door de zweetdoeken? Of door hun geloof in Jezus Die die kracht eraan verleende? Ja, God gebruikt in Zijn oneindige wijsheid soms objecten waarvan kracht uitgaat. Toch is het belangrijk dat we die objecten niet gaan verheffen boven de Schepper van de materialen van die objecten. We leren die les al vrij snel, als we de geschiedenis van de koperen slang (Num. 21:1-9) in de Bijbel volgen. God stuurt de opstandige Israëlieten een slangenplaag, zodat velen sterven nadat zij gebeten zijn. Hij stuurt echter óók de oplossing; een koperen (of in sommige vertalingen bronzen) slang die op een paal gezet moest worden, zodat iedereen die daarnaar keek, gered werd. In soteriologische zin stond dit model voor Jezus Die zonde werd (zie o.a. 2 Thess. 5:21 - ook een slang is immers een symbool voor zonde), veroordeeld werd (koper is een symbool voor veroordeling) en verhoogd, zodat iedereen die naar Hem kijkt (in Hem gelooft, vertrouwt – als de Verzoener van onze zonden), voor eeuwig gered zal worden. Dit wordt duidelijk als we in het Evangelie van Johannes lezen over Jezus’ gesprek met Nicodemus (Joh. 3:14-16). Er is dus een onmiddelijke applicatie van deze koperen slang (ook wel Nehustan genoemd in het Hebreeuws), maar ook een profetische. De Israëlieten werden erdoor genezen, maar tegelijk biedt deze vreemde gebeurtenis ook een typologisch perspectief aan de Joden over hun toekomende Verlosser. Echter, het was níet de bedoeling dat er een continue verering van die slang zélf zou gaan plaatsvinden. Blijkbaar was deze koperen slang zelfs tot in de tijd van Koning Hizkia (2 Kon. 18:4) overgeleverd, en had inmiddels een vrijwel mythische status verworven, zodat deze vereerd werd en niet de Schepper van de materialen ervan. Hizkia ziet dit gelukkig ook in, en neemt daarom het drastische besluit om die Nehustan te vernietigen. Les Hier is een belangrijke les voor ons. Want ja, het zou theoretisch zo kunnen zijn dat God bepaalde objecten gebruikt voor Zijn doeleinden. Er zijn bijvoorbeeld recente verhalen bekend van Bijbels die olie lekken, maar is het de bedoeling dat wij aan die olie geneeskrachtige werking toe gaan dichten? Áls er al mensen genezen door die olie, dan zou dat moeten zijn vanwege hun geloof in de Auteur van die Bijbel. En ook zou het een uitnodiging moeten zijn om te gaan lezen in hun éigen Bijbel. Helaas zien we vaak dat dit soort dingen een averechts effect hebben. Zulke objecten nemen al snel de plaats in van de Schepper, en van onze Redder, Jezus Christus. Ook hier is het dus inderdaad zo dat er in de Bijbel objecten zijn waarvan kracht uitgaat, maar tegelijk geeft Jonathan andermaal géén duidelijke kaders waaraan zo’n object dan zou moeten voldoen, als deze als bonafide zou moeten worden beschouwd. Net als bij de voorgaande geestelijke ervaringen, is niet de veronderstelde levensstijl van de persoon die deze objecten introduceert, primair van belang, maar moet hier gelet worden op 1. wat de Bijbel over zoiets zou kunnen zeggen, 2. de bron van zo’n krachtobject, en 3. Wie of wat de eer krijgt. Heel belangrijk hierbij om te beseffen is echter dat Jezus niet afhankelijk is van zo’n voorwerp. Hij kan genezen mét of zonder voorwerp. Wat gelooft u? Heeft u een object nodig, zodat de kans op genezing groter is? Of is geloof in de Schepper van het object voldoende? Ik denk dat u het antwoord wel weet. Helderziendheid In de Bijbel lezen we in met name de boeken Samuel en Kronieken over zogenaamde zieners (1 Sam. 9:9-19, 2 Sam. 15:27, 24:11, 1 Kron. 9:22, 21:9, 25:5, 26:28, 29:29, 2 Kron. 9:29, 12:15, 16:7-10, 19:2, 29:25-30, 35:15 en Amos 7:12). Ziener is echter een oude term voor profeet, zoals Samuel al meteen noteert, de eerste keer dat we deze term tegenkomen in de Bijbel (1 Sam. 9:9). Het moet daarom niet vergeleken worden met bijvoorbeeld een hedendaagse zogenaamde paragnost of helderziende, waarvan de wortels in het occulte liggen. De gave van profetie kwam overduidelijk van God Zélf, en is niet iets wat op eigen gelegenheid geïnitieerd of geleerd kon worden. Het is daarom goed om in deze paragraaf meteen even stil te staan bij het idee van een “profetenschool”, waarover in de Bijbel impliciet (1 Sam. 19:18-24) of soms zelfs expliciet (2 Kon. 2, 4:38-41) gesproken wordt. Het gaat hier respectievelijk over een groep profeten in de dagen van koning Saul en een groep leerling-profeten in de dagen van Elia en Elisa. Hoewel de groep leerling-profeten die Saul en zijn boden tegen het lijf lopen, “profeteren”, wordt niets gezegd over de precieze inhoud van die “profetieën”. Het is echter mogelijk dit anders te duiden, en dat zou gezien de context een meer logische verklaring zijn. Het Hebreeuwse naba, dat op deze plek wordt gebruikt, kan immers ook als ‘zingen en musiceren’ worden vertaald, schrijft Peter Broers in het gezaghebbende Woordenboek van het Bijbels Hebreeuws (p. 226).
Musiceren In de meer causatieve hitpaël-stamformatie kan het zelfs raaskallen betekenen, geeft Broers aan. Een voorbeeld hiervan vinden we een hoofdstuk eerder (1 Sam. 18:10). Saul is daar aan het raaskallen, nadat een boze geest van God vat kreeg op hem, waarna hij tweemaal een speer gooit naar David. Zou dit dan ook een profetie zijn? Natuurlijk niet. De context lijkt eerder te spreken over iemand die niet meer bij zinnen is. In beide hoofdstukken wordt dan ook exact dezelfde stamformatie en vervoeging vajietnabé gebruikt. Verder wordt zijn geestestoestand in beide situaties veroorzaakt door een geest van God. Tegelijk beschermt God in beide gevallen David. Merk ook op dat Saul in het laatste geval zelfs ontkleed is. De lastigheid is echter dat de profeten van God in dat hoofdstuk óók profeteren. Toch zijn er een aantal subtiele verschillen te noemen. Voor het profeteren van de profeten in de eerdere verzen wordt de nifal-stamformatie en vervoeging nibim gebruikt (1 Sam. 19:20), wat zowel met profeteren als ‘zingen en musiceren’ kan worden vertaald. Opvallend is ook dat Samuel leiding geeft aan deze groep, iets wat lijkt te communiceren dat er inderdaad sprake is van een soort door God geïnspireerde zang en gebruik van instrumenten. Samuel functioneert in dat geval mogelijk als een soort zangleider, dirigent of in elk geval iemand die ervoor zorgt dat één en ander ordelijk verloopt. Vervolgens zien we dat de boden van Saul weer op de hitpaël-manier (vajietnabé) beginnen te profeteren. In het volgende vers lezen we over de tweede en derde lichting boden, en ook zij beginnen weer op die manier (vajietnabé) te profeteren.
Volgelingen Samengevat kunnen we dus stellen dat het in het geval van de groep “profeten” ten tijde van Saul, vermoedelijk gaat om musicerende Israëlieten, die Samuel als de profeet van God accepteerden. Zij waren derhalve studenten geworden van zijn leringen over God, en mogelijk ontstond hieruit een groep die tot aan de dagen van Elisa doorging in de periferie van de samenleving, aangezien de rest van Israël zich had gebogen voor Baäl. In elk geval is niet zonder meer te zeggen dat het hier gaat over een groep Israëlieten die zich “beoefenden” in het leren profeteren of iets in die geest. Zo’n uitleg doet geen recht aan de directe en indirecte context van die verzen. Het zou een eisegetische benadering van de Schriften zijn, zoiets te beweren. Beter zou zijn, dit te vertalen als “leerlingen van de profeten”. Het Hebreeuwse b’nee moet in deze context gezien worden als de ‘volgelingen van’ (merk het meervoud op) de profeten, in andere vertalingen nauwkeuriger vertaald als ‘zonen van de profeten’. De vertaling ‘leerling-profeten’ doet niet helemaal recht aan de oorspronkelijke bedoeling van de schrijver. Nergens lezen wij in de Bijbel immers dat profetie iets is dat we kunnen leren. We mogen er ons naar uitstrekken, in de zin van: ernaar vragen (1 Kor. 14:1), maar tegelijk maakt Paulus in zijn Eerste brief aan de Korinthiërs duidelijk dat niet iedereen een profeet of apostel is (1 Kor. 12:29). We kunnen er dus niet onderuit: geestelijke gaven zijn geen zaken die wij op eigen initiatief kunnen ontwikkelen of uitoefenen, maar ondanks dat wij hierom mogen vragen en er zelfs naar streven, is het veelal een kwestie van simpelweg wachten op God. Hij zal ongetwijfeld laten weten of u iets voor Hem mag doen. Reken maar dat het ondubbelzinnig duidelijk wordt, als God wil dat u gaat profeteren of iets in die zin. Het heet dan ook niet voor niets de ‘gaven van de Geest’. Het zijn niet de ‘cursussen van de Geest’.
Krijgsgevangen Ook Satan kan een christen soms beïnvloeden. Niet voor niets waarschuwt Paulus ons om ons tegen hem en zijn handlangers te wapenen in Efeze 6:10-18. Soms hebben we ook de neiging om ‘voor anderen in te vullen’, omdat we politiek correct willen zijn, en denken dat we iets moeten doen. Ook ons eigen hart is bedrieglijk, en kan ons verkeerde gevoelens, verlangens of gedachten ingeven (Jer. 17:9, Jak. 4:3). Daarom moeten wij al die gedachten onderzoeken, en zien of zij uit God zijn (1 Kor. 12:10, 1 Thess. 5:21, 1 Joh. 4:1-6). Zo niet, dan moeten wij ze “krijgsgevangen nemen” en die onder gehoorzaamheid van Jezus brengen (2 Kor. 10:5-6). Bijzonder genoeg erkent Jonathan Welton aan het einde van de volgende paragraaf (p. 71) nu eindelijk dat de beste manier om een vervalsing te herkennen, is een expert van het authentieke te worden. Dit staat diametraal tegenover zijn eerdere bewering dat we “wanneer we een vervalsing zien, we dit als een markering moeten gebruiken die wijst op het authentieke” (p. 63). Wat hij in dit hoofdstuk continu doet, is enerzijds de Bijbelse waarheid erkennen van onderscheiding van geesten, maar tegelijk blijft hij ambigu over aan welke eisen zo’n herclaimd werk zou moeten voldoen. De volgende keer zullen we stilstaan bij een andere truc die Bethel en consorten toepassen; pseudowetenschappelijke nonsens als vrijbrief gebruiken om allerlei valse leringen en praktijken het Lichaam van Christus binnen te brengen; we hebben het hier over de wereld van kwantummechanica. Zie ik u dan weer? (: God bless! " 1. Geliefden, geloof niet elke geest, maar beproef de geesten of zij uit God zijn; want er zijn veel valse profeten in de wereld uitgegaan. 2. Hieraan leert u de Geest van God kennen: elke geest die belijdt dat Jezus Christus in het vlees gekomen is, is uit God; 3. en elke geest die niet belijdt dat Jezus Christus in het vlees gekomen is, is niet uit God; maar dat is de geest van de antichrist, waarvan u gehoord hebt dat hij komt, en die nu al in de wereld is. 4. Lieve kinderen, u bent uit God en u hebt hen overwonnen, want Hij Die in u is, is groter dan hij die in de wereld is. 5. Zij zijn uit de wereld; daarom spreken zij uit de wereld, en de wereld luistert naar hen. 6. Wij zijn uit God. Wie God kent, luistert naar ons; wie niet uit God is, luistert niet naar ons. Hieraan herkennen wij de geest van de waarheid en de geest van de dwaling." (1 Johannes 4:1-6, HSV)
0 Comments
Your comment will be posted after it is approved.
Leave a Reply. |
Categorieën
Alles
Archieven
Augustus 2024
|