Als het gaat om de eindtijd zijn er onder christenen veel verschillende visies en dus ook discussies. De één meent dat alle profetieën al uitgekomen zijn in de eerste eeuw (preterisme), terwijl de ander juist gelooft dat het meeste nog vóór ons ligt (futurisme). In die groep zijn vervolgens weer onderverdelingen te maken, over wanneer men denkt dat de gemeente naar de hemel opgenomen wordt. Sommigen menen dat dit pas helemaal aan het einde van een periode van grote verdrukking is (post-tribulationair), anderen weer dat dit halverwege die periode gebeurt (mid-trib.) en wéér anderen dat dit ervóór gebeurt (pre-trib.) Ook zijn daar weer kleinere variaties op, zoals bijvoorbeeld pre-wraak en wat dies meer zij, maar dat ligt even buiten de scope van dit artikel. Het gaat me nu even om de lengte van die periode van grote verdrukking. Aangenomen wordt dat dit 7 jaar is, maar is dat wel echt zo?
"Toen hoorde ik de Man gekleed in linnen, Die Zich boven het water van de rivier bevond, en Hij hief Zijn rechter- en Zijn linkerhand op naar de hemel en zwoer bij Hem Die eeuwig leeft: Na een vastgestelde tijd, vastgestelde tijden en een helft, wanneer [H]ij er een einde aan gemaakt zal hebben om de macht van het heilige volk stuk te slaan, zal er aan al deze dingen een einde komen." (Daniël 12:7, HSV)
Shavuïm
De profetie van jaarweken is een studie op zichzelf. In het kort komt het erop neer dat het hier gaat over een profetie van 70 zogenaamde jaarweken. Met elke "week" wordt in deze profetie eigenlijk een week van jaren, ofwel 7 jaren bedoeld. Het Hebreeuwse woord shavua (meervoud: shavuïm) dat in deze profetie voor "week" wordt gebruikt, wordt in Genesis 29:27-28 bijvoorbeeld ook gebruikt om de 7 jaren die Jakob voor Laban moest werken, aan te duiden. In eschatologische kringen is dit een zeer bekende profetie, en hoewel deze interpretatie niet onbetwist is, zijn veel theologen het erover eens dat we hierbij moeten denken aan een periode van 70x7 jaren, ofwel 490 jaren. Deze 70 jaarweken worden echter opgedeeld in perioden van respectievelijk 7 shavuïm (7x7 jaren, ofwel 49 jaren) om de tempel te herbouwen (Dan. 9:24-25), waarna een periode van 62 shavuïm (7x62 is 434 jaren) ingaat, en eindigt met het vermoorden van de Messias; Jezus Christus. Op het moment van het visioen in Daniël 9:1 is Darius de co-regent van Kores in het Medo-Perzische Rijk. Hij neemt het rijk over van de Babyloniërs en in zijn eerste jaar ontvangt Daniël deze profetie (Ref. Dan. 1:21, 5:31-6:1, 28-29, 9:1). De profetie zal beginnen nadat er een decreet is uitgevaardigd, later dat jaar (Ezra 1:1-2). De eerste twee periodes verstreken (7 en 62 shavuïm) en de Messias kwam inderdaad. Toch geeft Daniël 9 duidelijk aan dat er iets aan de hand is met de laatste shavua. Halverwege die shavua wordt een verbond geschonden dat aan het begin ervan bevestigd was. "Hij zal voor velen het verbond versterken, één week lang. Halverwege de week zal Hij slachtoffer en graanoffer doen ophouden. Over de gruwelijke vleugel zal een verwoester zijn, zelfs tot aan de voleinding, die, vast besloten, uitgegoten zal worden over de verwoeste."
Moëdim
"Is er met die tijd, tijden en een halve tijd wellicht een relatie met de periodes die genoemd worden in Daniël 9?" vraagt de oplettende lezer zich mogelijk af. De volgorde is inderdaad opmerkelijk: eerst wordt het enkelvoud van het Hebreeuwse moëd genoemd, dan het meervoud moëdim en dan een helft genoemd. Waarom wordt dat op deze manier aangeduid? Waarom niet gewoon als 3,5 jaar, 1260 dagen of 42 maanden, zoals in het boek Openbaring? Ook is het opvallend dat de Herziene Statenvertaling Hij met een hoofdletter schrijft in Daniël 12:7. Zou Jezus de macht van Zijn eigen volk stukslaan? Hij gaat ze toch juist redden? Weet dat er in het Bijbels Hebreeuws geen hoofdletters zijn, en dit dus in de tekst is gelegd door de vertalers. Over welke "hij" wordt hier immers gesproken? Het antwoord daarop laat zich gemakkelijk raden, wanneer we overwegen dat Bijbelboeken oorspronkelijk ook geen hoofdstukken hadden. Het visioen uit hoofdstuk 11 loopt nog door tot aan het einde van hoofdstuk 12. Het gaat hier natuurlijk over de antichrist waarmee hoofdstuk 11 eindigde. Hij is degene die het Sieraadland Israël binnentrok (Dan. 11:41) en dus ook probeerde om de macht van Israël stuk te slaan. Dat duurt ongeveer drieënhalf jaar, is de boodschap hier, en wordt bevestigd in Daniël 7:25. "Woorden tegen de Allerhoogste zal hij spreken, de heiligen van de Allerhoogste zal hij te gronde richten. Hij zal erop uit zijn bepaalde tijden en de wet te veranderen, en zij zullen in zijn hand worden overgegeven voor een tijd, tijden en een halve tijd." (Daniël 7:25, HSV)
Idanin
Waar het laatste deel van Daniël in het Hebreeuws geschreven is, is dit hoofdstuk in het Aramees, en daarom vinden we daar dan ook het Aramese idan, wat behalve tijd ook jaar kan betekenen. Deze kruisreferentie is belangrijk, want hierdoor weten we nauwkeuriger hoe we het Hebreeuwse woord moëdim moeten duiden, dat een veel bredere semantiek heeft. We hebben nu dus al verschillende getuigen die in nauwe verbinding staan met elkaar. Hoewel het getal 7 niet letterlijk in de directe context staat van de thlipsis, is er wel een directe koppeling te leggen met de laatste shavua, en dus het getal zeven. Toch zijn we er nog niet helemaal. Want er is ook een pleidooi te maken voor een grote verdrukking van 3,5 jaar, waarbij het eerste deel van die jaarweek anders geduid moet worden. In Mattheüs 24 kunnen we die scheiding beter zien. "Maar al die dingen zijn nog maar een begin van de weeën. Dán zullen zij u overleveren aan verdrukking [thlipsis] en u doden, en u zult door alle volken gehaat worden omwille van Mijn Naam." (Mattheüs 24:8-9, HSV)
Megas
Opvallend is dat Mattheüs in de eerste en latere verzen een onderscheid lijkt te maken tussen twee typen verdrukking. Allereerst zien we weer het bekende Griekse woord thlipsis, vlak nadat hij heeft uitgelegd wat het begin van de weeën precies behelst. Die komen overigens grofweg overeen met de vier ruiters uit Openbaring 6: de valse christus (vers 2), oorlog (vers 4), hongersnood (vers 6) en de dood (vers 8). We zien in Mattheüs 24 immers ook een valse christus (vers 5), dan oorlog (vers 6), dan hongersnood (vers 7) en ten slotte de dood (vers 9). Merk echter op dat vers 15 een kantelpunt markeert, waarna de grote verdrukking volgt. Thlipsis megas, staat er in het Grieks. Dit is een verdrukking van een veel groter kaliber, en Jezus maakt duidelijk dat dit een heel specifieke periode is die nooit overtroffen is of overtroffen zal worden. Dit is feitelijk een direct citaat van Daniël 12, die we al eerder bespraken. Daniël gebruikt min of meer dezelfde bewoordingen. Jezus verwijst in vers 15 dan ook naar Daniël, en noemt hierbij specifiek ook de "gruwel der verwoesting". Dán pas begint dus het zwaarste deel van de verdrukking; als de antichrist in de tempel zal gaan zitten en zich als een afgod zal laten aanbidden. Technisch gezien duurt de grote verdrukking dus 3,5 jaar. Dan zullen de ogen van de Joden geopend worden en zullen ze tegen deze valse messias in opstand komen, waarmee hun grote verdrukking begint. " 1. En wij vragen u dringend, broeders, met betrekking tot de komst van onze Heere Jezus Christus en onze vereniging met Hem, 2. dat u niet snel aan het wankelen wordt gebracht of verschrikt, niet door een uiting van de geest, niet door een woord, en ook niet door een brief die van ons afkomstig zou zijn, alsof de dag van Christus al aangebroken zou zijn. 3. Laat niemand u op enigerlei wijze misleiden. Want die dag komt niet, tenzij eerst de afval gekomen is en de mens van de wetteloosheid, de zoon van het verderf, geopenbaard is, 4. de tegenstander, die zich ook verheft boven al wat God genoemd of als God vereerd wordt, zodat hij als God in de tempel [naos] van God gaat zitten en zichzelf als God voordoet. 5. Herinnert u zich niet dat ik u deze dingen zei, toen ik nog bij u was? 6. En u weet wat hem nu weerhoudt, opdat hij op zijn eigen tijd geopenbaard wordt. 7. Want het geheimenis van de wetteloosheid is al werkzaam. Alleen is er iemand die hem nu weerhoudt, totdat hij uit het midden verdwenen is. 8. En dan zal de wetteloze geopenbaard worden. De Heere zal hem verteren door de Geest van Zijn mond en hem tenietdoen door de verschijning bij Zijn komst." (2 Thessalonicenzen 2:1-8, HSV)
Naos
De gruwel van de verwoesting verwees terug naar wat Antiochus Epiphanus IV als prototype van de antichrist al ruim een eeuw eerder gedaan had. Hij had een beeld van Zeus met gelaatstrekken van zichzelf in de tempel laten plaatsen, en dat is dan ook waarover Daniël 11 rept in vers 31. Vervolgens wordt er in vers 35 verder geschakeld naar de tijd van het einde en zien we dat er ook in de toekomst nog een meer complete vervulling van deze profetie in het verschiet ligt (Dan. 12:11-12). Dát is waar Jezus naar verwijst, en dat wordt dan ook uitgebreider uitgelegd door Paulus in de Tweede Thessalonicenzenbrief, waarvan u het betreffende deel hierboven kunt lezen. Critici menen dat omdat Paulus hier spreekt over de tempel met het Griekse naos, dit wel over de tempel van de Heilige Geest moet gaan, ofwel de kerk. Datzelfde woord naos wordt namelijk ook door hem gebruikt als hij spreekt over de tempel van de Heilige Geest. Het is echter vreemd om te denken dat het échte lichaam van Christus open zou staan voor de antichrist. Johannes maakt juist duidelijk dat dit soort antichristen er nooit bij hebben gehoord (1 Joh. 2:19). Tegelijk maakt Johannes ook duidelijk dat er ook nog een toekomstige antichrist verwacht wordt (vers 18). Dit is een létterlijk persoon, die in een létterlijke tempel van God zal gaan zitten. "Ja, maar een herbouwde tempel is een afwijzing van Jezus' offer en dus niet van God!" zal de oplettende lezer zeggen. Dat is zeker zo, maar dat lijkt de schrijvers van het nieuwe testament niet uit te maken. Johannes schrijft in Openbaring 11:1 ook over de tempel van God (naon theou). Ook deze tempel wordt weer in verband gebracht met 3,5 jaar van ellende (vers 2-3). "En ik zei tegen hem: U weet het, mijn heer. En hij zei tegen mij: Dezen zijn het die uit de grote verdrukking komen; en zij hebben hun gewaden gewassen en ze hebben hun gewaden wit gemaakt in het bloed van het Lam." (Openbaring 7:14, HSV)
Slot
Zo is duidelijk te zien hoe de doctrine van 7 jaar verdrukking (waarvan 3,5 jaar grote verdrukking) integraal verbonden is. Ook de term grote verdrukking wordt in Openbaring 7:14 immers weer herhaald, waarmee de thlipsis ook aan het boek Openbaring en dus de goed vertegenwoordigde doctrine van 3,5 jaar gekoppeld wordt. Heiser weet de waarheid inmiddels, want hij is eerder dit jaar naar de Heer gegaan, maar veel anderen herhalen zijn woorden maar al te graag: "Er staat nergens in de Bijbel dat de verdrukking 7 jaar duurt" Dat is echter net zoiets als roepen dat de Drie-eenheid nergens in de Bijbel genoemd wordt. Dat klopt, dat woord staat nergens letterlijk, maar is wel heel simpel te deduceren wanneer schrift met schrift vergeleken wordt. Dit is dus geen eerlijk argument. Het boek Openbaring focust soms op de eerste helft van deze verdrukking, en soms op de laatste helft. Dat er twee helften zijn, wordt duidelijk vanuit Daniël 9:27. En dat de gemeente vóór de eerste helft al opgenomen is naar de hemel, hebben we in een eerder artikel al eens ontdekt. Daar zien we naar uit :) God bless en maranatha!
0 Comments
Your comment will be posted after it is approved.
Leave a Reply. |
Categorieën
Alles
Archieven
Augustus 2024
|