Calvijn Johannes Calvijn was een theoloog die in de 16e eeuw in Zwitserland leefde. Hij was nog maar een kind toen Maarten Luther zijn befaamde 95 stellingen publiceerde en hiermee een belangrijke stap in de reformatie zette. Later zou Calvijn een vrijwel gelijke stempel op de reformatie drukken met zijn boek Institutio Religionis Christianae, dat vele malen aangevuld werd en zo groeide van 6 naar 80 hoofdstukken. De man heeft in gereformeerde kringen een hoge status, maar Pastor Robert Breaker van The Cloud Church verdiepte zich eens wat meer achter deze persoon. In deze video vertelt Breaker dat Calvijn na verloop van tijd zijn eigen koninkrijkje in Zwitserland startte om daar een soort model voor dat toekomstige koninkrijk van Jezus te bewerkstelligen. Ook apolegeet Dave Hunt schreef hier een boek over, genaamd John Calvin's Tyrannical Kingdom waarin duidelijk wordt dat dit koninkrijk alles behalve een succes was. En dat druk ik dan nog zacht uit. Breaker vertelt dat Calvijn zich in dit koninkrijk als een soort dictator gedroeg, waarbij men bijvoorbeeld al stokslagen kreeg als er op de stoep gespuugd werd. Er waren brandstapels waar bijvoorbeeld Michaël Servetus werd verbrand omdat Calvijn hem als een ketter beschouwde. Het begint dus al niet echt goed voor een theologie waarvan de naam afgeleid is van een dictator die zijn tegenstanders levend verbrandde. Tulip Onder andere de doctrines van Calvijn zijn later verder uitgewerkt in de zogenaamde Dordtse Leerregels, vroeg in de 17e eeuw. Calvijn was toen al niet meer in leven, en het is dan ook niet terecht om te zeggen dat deze regels direct van hem vandaan komen of een exacte representatie zijn van zijn gedachtengoed. Tóch zijn deze Dordtse Leerregels wél de basis van veel moderne calvinisten, die deze nogal eens categoriseren met behulp van het Engelse acroniem TULIP, wat een zinspeling is op de Nederlandse wortels van de Leerregels (tulip betekent tulp) die vastgesteld werden op een belangrijke vergadering in Dordrecht, waar zelfs ook allerlei belangrijke reformatoren uit het buitenland aanwezig waren. Hieronder een overzicht van waar de letters precies naar verwijzen. De laatste van het rijtje wordt soms ook wel als preservation of the saints geïntroduceerd door bepaalde groepen calvinisten, wat bewaring van de gelovigen betekent. Zo op het oog lijkt hier misschien nog niet veel mis mee, maar het gaat vooral om de uitleg die men hieraan geeft. Die uitleg is nauwelijks Bijbels te noemen. Sommige moderne calvinisten hebben daarom aangegeven dat zij een 4-puntscalvinist zijn, of een 3-puntscalvinist. Dr. Andy Woods heeft in zijn jongere jaren een tijdje opgetrokken met calvinisten en merkte dat hij zich in steeds minder punten van het calvinisme kon herkennen. Toen hij zijn visie uiteindelijk van een 3-puntscalvinist naar een 2-puntscalvinist afschaalde, vroeg hij zich af waarom hij zich überhaupt nog een calvinist zou noemen. In deze videoseminar kunt u zijn weerlegging van calvinisme zien en horen. Pastor Robert Breaker geeft in zijn seminar zelfs aan dat hij zich een 0-puntscalvinist noemt. Wat leren die punten dan eigenlijk precies?
Totale verdorvenheid Dr. Woods legt uit dat deze term door de calvinisten als volgt gedefinieerd wordt; dat je niet eens zélf capabel bent om te geloven. Zelfs niet als je onder invloed bent van de Heilige Geest, Die je overtuigt van de noodzaak ervan. Volgens hen gelooft God vóór ons, omdat wij dit zelf niet kunnen. Het geloof is daarom een gift in hun theologie. Apolegeet Mike Winger legt in deze bespreking uit dat die inferentie gebaseerd is op een verkeerde exegese van de Griekse zinconstructie in Efeze 2:8-9. Net als Woods geeft Winger aan dat volgens de calvinisten regeneratie (verandering, wedergeboorte) volgt ná het geloof. Woods legt uit dat dit totaal niet Bijbels is, omdat in Johannes 3:5 al min of meer aangegeven wordt wat de volgorde is. De wedergeboorte moet éérst komen voordat iemand het Koninkrijk van God in kan gaan. Omdat calvinisten hier natuurlijk nog genoeg gaten in denken te kunnen schieten, is het slim om ook naar Titus 3:5 te kijken. Hier wordt in de King James Vertaling de term regeneration gebruikt, wat in de Statenvertaling als wedergeboorte is vertaald. Het Griekse woord hiervoor is paliggenesia, wat slechts tweemaal gebruikt wordt in het Nieuwe Testament. De constructie in Titus geeft aan dat regerenatie (wedergeboorte) als éérste moet gebeuren, om gered te kunnen worden. "Maar toen de goedertierenheid van God, onze Zaligmaker, en Zijn liefde tot de mensen verschenen is, maakte Hij ons zalig, niet op grond van de werken van rechtvaardigheid die wij gedaan hadden, maar vanwege Zijn barmhartigheid, door het bad van de wedergeboorte en de vernieuwing door de Heilige Geest." (Titus 3:4-5, HSV) Ook in Mattheüs 19:28, waar het over het toekomstige koninkrijk gaat, lezen we dat de regeneratie (in de Statenvertaling ook weer vertaald als wedergeboorte (nu verwijzend naar de nationale wedergeboorte van Israël, zoals ook beschreven in o.a. Ezechiël 36:24-38) éérst komt, waarna Jezus vertelt dat zij die wedergeboren zijn ook in zullen gaan in dat koninkrijk en op tronen zullen zitten. Het is dus een vast patroon, hóe we er ook naar kijken. Regeneratie of wedergeboorte gebeurt éérst, en daarna volgt de vervulling van de belofte. En er zijn nog veel meer teksten in de Bijbel te vinden die dit idee ondersteunen (Joh. 1:12-13, 3:16, 5:24, 6:40, 47, 20:30-31 bijv.) Het kan dus in zichzelf misschien een waterdicht afgetimmerde theologie zijn, als het niet klopt met de Bijbel is hij zo lek als een mandje. Onvoorwaardelijke uitverkiezing Het onderwerp van de uitverkiezing is iets wat veel mensen maar moeilijk in hun hersenpan krijgen. Hoewel calvinisten onder elkaar meningsverschillen hebben over hoe we die uitverkiezing (soms ook predestinatie genoemd) moeten zien, is er eigenlijk maar één geldige uitleg. Die van de Bijbel zélf. Romeinen 8:28-30 is er namelijk heel duidelijk over hoe we dit precies moeten zien. Als eerste wordt vermeld dat God voorkennis heeft (zie het Griekse woord proginosko uit vers 29a). Hierdoor wéét Hij al wat wij zullen gaan doen, en is het dus logisch dat Hij om die reden al mensen kan voorbestemmen (proorizo in het Grieks, zie vers 29b). Op de beurs handelen met voorkennis is net zoiets. Omdát aandeelhouders soms voorkennis hebben, kunnen zij van tevoren al een selectie maken. Dat is voor ons een paradox, omdat wij er midden in zitten. Maar voor God niet. Hij weet immers het einde vanaf het begin (Jesaja 46:10) omdat Hij niet aan tijd onderhevig is. God heeft de tijd gemaakt en is er daarom Zélf niet aan onderworpen. Tijd is volgens de wetenschap namelijk een fysiek deeltje, hoe bizar dat ook mag klinken. Bij sommige calvinisten is echter het idee ontstaan dat alles compleet deterministisch (het lot, een serie gebeurtenissen die moet gebeuren omdat dit al van tevoren bepaald is) is en het eigenlijk helemaal geen enkele zin heeft wat we doen. We zijn volgens veel calvinisten namelijk uitverkoren of we zijn het niet, de zogenaamde dubbele predestinatieleer die ook Calvijn en zelfs Luther leerden. Dat is natuurlijk onzin, omdat wij een vrije wil hebben. Dat wordt overigens hard ontkend door veel calvinisten, zij menen dat er niet zoiets is als een vrije wil. Wij zijn volgens hen in feite niet veel meer dan bionische robots, gemaakt tot zijn eer of bestemd tot vernietiging. Zij hebben deze theologie heel ver uitgewerkt tot een in zichzelf logisch klinkend, juridisch afgetimmerd verhaal en gebruiken graag moeilijke en filosofische taal om veel indruk te maken op hun gehoor, maar zien we deze theologie ook echt terug in de Bijbel? Leert de Bijbel daadwerkelijk dat alles zuiver deterministisch is en vrije wil niet bestaat? Dr. Michael Heiser legt in zijn boek The Unseen Realm (p. 61-67) uit dat God dan wel een voorbestemming heeft voor dit universum, maar dat Hij de middelen om dit doel te bereiken voor een deel overlaat aan Zijn dienaren. Zie het als iemand die van Los Angeles naar New York wordt gestuurd. Er ligt een bepaalde vrijheid in bijvoorbeeld de manier van reizen (per trein, bus, taxi, fiets, etc.) maar het einddoel staat vast. In 1 Samuël 23:1-13 zien we een goed voorbeeld van hoe we het lot kunnen omzeilen door andere beslissingen te nemen dan van tevoren is voorzien door God. David raadpleegt God hier viermaal. Bij de eerste twee vragen gebeurt precies wat God Hem vertelt. Bij de laatste vragen geeft God een antwoord waarbij duidelijk wordt wat er gebeurt áls David een bepaalde keuze maakt. Omdat David een andere keuze maakt, gebeurt dit toch niet. Lees het stuk maar eens goed en laat het op u inwerken. "Men vertelde David: Zie, de Filistijnen strijden tegen Kehila en zij plunderen de dorsvloeren. En David raadpleegde de HEERE en vroeg: Zal ik op weg gaan en deze Filistijnen verslaan? De HEERE zei tegen David: Ga, u zult de Filistijnen verslaan en Kehila verlossen. De mannen van David zeiden echter tegen hem: Zie, wij zijn hier in Juda al bevreesd; hoeveel te meer als wij naar Kehila, naar de gelederen van de Filistijnen zullen gaan. Toen raadpleegde David de HEERE opnieuw, en de HEERE antwoordde hem en zei: Sta op, trek naar Kehila, want Ik geef de Filistijnen in uw hand. Zo gingen David en zijn mannen naar Kehila. Hij streed tegen de Filistijnen, dreef hun vee weg en bracht hun een grote slag toe. Zo verloste David de inwoners van Kehila. En het gebeurde toen Abjathar, de zoon van Achimelech, naar David vluchtte in Kehila – hij kwam met de efod in zijn hand – dat Saul verteld werd dat David naar Kehila gekomen was. En Saul zei: God heeft hem in mijn hand overgegeven, want hij heeft zich ingesloten door een stad met poorten en grendels binnen te gaan. Toen liet Saul al het volk ten strijde roepen om naar Kehila te trekken en David en zijn mannen te belegeren. Toen David te weten kwam dat Saul dit kwaad tegen hem beraamde, zei hij tegen de priester Abjathar: Breng de efod hierheen. En David zei: HEERE, God van Israël, Uw dienaar heeft duidelijk gehoord dat Saul van plan is naar Kehila te komen, om de stad omwille van mij te gronde te richten. Zullen de burgers van Kehila mij in zijn hand uitleveren? Zal Saul komen, zoals Uw dienaar gehoord heeft? O HEERE, God van Israël, vertel het Uw dienaar toch. De HEERE zei: Hij zal komen. Daarna zei David: Zullen de burgers van Kehila mij en mijn mannen overleveren in de hand van Saul? En de HEERE zei: Zij zullen u overleveren. Toen stonden David en zijn mannen op, ongeveer zeshonderd man, en zij vertrokken uit Kehila. Zij gingen waar zij maar konden gaan. Toen Saul verteld werd dat David uit Kehila ontkomen was, zag hij ervan af daarheen uit te trekken." Dit soort Bijbelteksten zijn een nachtmerrie voor deterministen. Soms gaan dingen anders, terwijl God ze wel voorziet. Het is de paradox van de goddelijke voorkennis en de menselijke onmogelijkheid daartoe. Als God dan vervolgens aan de mens inzicht geeft in de toekomst, kunnen er verrassende dingen gebeuren, zoals ook in dit verhaal. Davids vrije wil zorgde uiteindelijk tóch voor een andere wending. Maar liefst 17 maal gebruikt de Bijbel de term vrije wil (Lev. 22:18, 21, 23, 23:38, Num. 15:3, 29:39, Deut. 12:6, 17, 16:10, 23:23, 2 Kron. 31:14, Ezra 1:4, 3:5, 7:13, 16, 8:28, Psalm 119:108). Wat zou God er bovendien voor behagen in hebben als de wezens die Hij heeft gecreëerd, al geprogrammeerd zijn om Hem lief te hebben of juist om Hem niet lief te hebben. Het mooie van liefde is juist dat iemand zich vrijwillig geeft aan een ander. Vrije wil is zelfs inherent aan liefde, want zonder vrije wil is er geen sprake van een oprechte keuze om innig van de ander te houden. Hoe weten we immers zéker of iemand ons wel écht lief heeft, als wij hem of haar van tevoren zo hebben geprogrammeerd? En waarom zou God niet alles zó hebben geprogrammeerd dat het meteen goed ging? De deterministische leer is juist theologisch heel vreemd. Waarom zou God iets maken dat voorgeprogrammeerd is om te rebelleren? Ja, niet anders kán dan rebelleren? Nee, het deterministische aspect van dit universum is juist dat élke knie voor Hem zal buigen (Fil. 2:10). Hóe God tot dit doel komt met iedereen, zal verschillen per persoon, afhankelijk van ieders vrije wil. De één doet dit omdat hij of zij al op tijd in zag dat Jezus hét Antwoord is op onze zondige natuur. De ander ziet dit uiteindelijk in, als het al veel te laat is, en er geen andere keuze meer is. Romeinen 9 Het heilige der heiligen voor calvinisten is echter Romeinen 9. Hier wordt onder andere gesproken over Ezau en Farao, volgens de calvinisten als voorbeelden van Gods onvoorwaardelijke uitverkiezing. Mike Winger legt in deze video echter stap voor stap uit wat de context van deze verzen is. Los van deze context is dat misschien lastig te begrijpen, zoals wel vaker gebeurt bij de brieven van Paulus en waardoor mensen de boel gaan verdraaien om de tekst iets te laten zeggen wat het helemaal niet zegt (2 Petrus 3:15-16). Allereerst is de Romeinenbrief in te delen in drie gedeelten: de eerste 8 hoofdstukken gaan primair over soteriologische zaken, waarbij Paulus zaken voor zowel Joden als heidenen aansnijdt, omdat er verlossing voor de Jood is, maar daarná ook voor de heiden (Rom. 1:16, 2:9-10). Voor de heidenen in Rome was dit natuurlijk geweldig nieuws, maar bij de Joden aldaar (door de diaspora waren ook daar veel Joden terechtgekomen) zal de vraag zijn ontstaan wat er dan nog van hun speciale volk overbleef? Want ook al zijn Joden en Grieken in Jezus beide gered en zijn we in dat opzicht allemaal geestelijk gelijk, er zijn ook heel veel beloften gedaan aan Gods fysieke volk Israël. De vraag die dus na 8 hoofdstukken bij het Joodse publiek in het hoofd bleef rondspoken, was hoe het nu verder moest met de familieleden van Paulus wat het vlees betreft (Rom. 9:3). Paulus neemt drie hoofdstukken de tijd om dit uit te leggen, komt daarna tot de slotsom dat héél fysiek Israël uiteindelijk gered zal worden (Rom. 11:25-26) en besluit zijn brief ten slotte met een aantal praktische instructies voor allen in Christus, zowel Jood als Griek (Rom. 12-16). De context van Romeinen 9 heeft dus vooral betrekking op wie de échte kinderen van Abraham zijn. Om de keuzes van God te verklaren, legt Paulus uit wat het verschil is tussen Izaäk en Ismaël, die beiden van Abraham afstamden (vers 7-9). Ismaël is een kind van het vlees, maar Izaäk is het kind van de belofte. Maar daar houdt het nog niet op, want hoe zit het dan met Esau? Dat was toch ook een kind van het kind van de belofte? Hier speelt een andere overweging een rol. Paulus vertelt letterlijk wat die overweging is in vers 12; dat de meerdere de mindere zal dienen, ofwel de oudere de jongere. Het gaat hier niet om werken, maar om roeping (vers 11b). Middels Jakob wilde God tot Zijn doel komen. Nergens staat echter dat Esau al veroordeeld was tot de hel vóórdat hij geboren was. Dat is een inferentie van de calvinisten, zodat de tekst voor hen iets zal zeggen wat het eigenlijk helemaal niet zegt. Vers 13 zegt in onze Bijbel enkel dat God Esau haatte en Jakob liefhad. Dit behoeft wat uitleg, want in het proces naar vertalen zitten hier en daar altijd wat semantische problemen. Denkt u écht dat God Esau al haatte voordat hij ook maar iets had gedaan en dat hij daarom geen kans had om ooit gered te worden? We zien in Lukas 14:26 bijvoorbeeld ook dat Jezus Zijn volgelingen oproept om hun familieleden te haten. Maar dat is natuurlijk maar de helft van het verhaal, want het gaat ook hier om een keuze die gemaakt wordt. We moeten onze familie minder liefhebben dan Jezus. Het gaat over prioriteiten. Er wordt een vergelijk gemaakt. En dat is dan ook precies wat het Griekse woord miseo betekent in deze context; het minder liefhebben van iets (dan iets anders). Strong's concordantie suggereert als alternatieve vertaling to love less. Dat zien we ook weer terug in het Oude Testament, zoals in het verhaal van Rachel en Lea. In Genesis 29:30 lezen we dat Jakob Rachel méér liefhad dan Lea, maar een vers later staat er in heel veel vertalingen dat Jakob Lea mínder liefhad dan Rachel. Het woord sana dat gebruikt wordt in dit vers voor mínder liefhebben is exact hetzelfde Hebreeuwse woord als voor haten, maar veel vertalers bevonden zich ongetwijfeld in een impasse omdat in het vers ervoor al werd gemeld dat Jakob Rachel méér liefhad dan Lea. Het is dus nogal wat om Jakob Lea te laten haten, één vers later. Het citaat uit Romeinen 9:13 komt dan ook uit het Oude Testament, te weten uit Maleachi 1:2-3, waar precies ditzelfde woord sana gebruikt wordt. In deze context betekent dit enkel dat Esau minder geliefd was, en dan met name betrekking hebbend op de beloften en doelen die God wilde bereiken. In ons woordenboek en onze cultuur betekent haten altijd haten, maar het Hebreeuws laat een ruimere semantiek toe. Dit zorgt soms voor problemen bij het vertalen, wat uiteindelijk dus blijkbaar tot de meest bizarre doctrines zoals calvinisme kan leiden. "Is dat niet een beetje te kort door de bocht?" vraagt u zich af. Absoluut niet. Liefde en haat worden nota bene gedefinieerd in deze passage uit Maleachi 1. God richt zich in dit hoofdstuk namelijk niet meer op Israël als persoon, maar op Israël als natie. Het was inmiddels al vele eeuwen later en Jakob was uitgegroeid tot een volledig volk, net als Esau (Edom). Het gaat nu dus over een nationale kwestie, waarbij Israël als één entiteit benaderd wordt, maar in feite een heel volk is van vele duizenden mensen. Let maar eens op: in vers 1a zegt God tegen Israël "Ik heb u liefgehad" maar het volk stelt in vers 1b de vraag terug: "Waarín hebt u ons liefgehad?" Merk allereerst op dat God hen in enkelvoud aanspreekt, maar dat het volk dit als meervoud interpreteert. Nog belangrijker is dat deze vraag een antwoord van God oproept waarin duidelijk wordt op welke manier God Israël méér liefhad dan Esau. Dan blijkt dat het hier helemaal niet over persoonlijke soteriologische zaken (de leer van hoe we gered worden) gaat, maar over nationale privileges. En dat is ook de context waarin Paulus het citeert. Het betekent dus niet primair dat Esau niet gered was, want dat weten we simpelweg niet. Misschien zag hij later in zijn leven wel het Licht en besefte hij net als Job dat zijn Verlosser leeft (Job 19:25-27). Dan komen we bij de volgende passage die calvinisten maar al te graag citeren. Dat Hij Farao's hart verhardt zodat Zijn Naam eer zou worden bewezen (vers 17-18). En toegegeven, met de bril van calvinisme op lijkt dat inderdaad een uitgemaakte zaak. Maar zou dat andersom ook zo werken? Zou een eerste-eeuwse Jood tot dezelfde conclusie komen als een westerling uit de renaissance? Ook hier zullen we namelijk weer goed de context moeten bekijken voor we tot zulke conclusies kunnen komen. Is God zo grillig dat Hij gewoon kan denken: "Het is dinsdag en het regent, ik besluit dat ik die en die tot de hel verdoem, gewoon omdat ik dat kan"? God is liefde (1 Joh. 4:7-8) en houdt van iedereen, maar dat betekent niet dat Hij soms niet kwaad kan zijn op mensen. Als u kinderen hebt, weet u hoe complex die gevoelens kunnen zijn soms. Soms zien we echter dat God zó boos is op mensen, dat Hij hen bestraft door hen over te geven aan hun eigen wil. Dat lijkt misschien gek, maar we zien dat bijvoorbeeld in Romeinen 1:24-32. Dat is ook het geval met Farao, wiens hart inderdaad door God verhard werd, maar dat gebeurde pas nadat Farao éérst zélf zijn hart 6x verhardde (Ex. 7:13, 22, 8:15, 19, 32, 9:7). En dat is ook waar Paulus naar toe wil in Romeinen 9-11, want hij haalt aan het einde van zijn relaas over de toekomst van Israël ook aan dat God een deel van Zijn volk overgegeven heeft aan zo'n verharding (Rom. 11:7-8, 25) door hun ogen blind te maken en hun oren doof (Paulus citeert dit uit Jesaja 6:9-10). Ook achter deze gedeeltelijke verharding zit weer een doel, legt Paulus in de verzen erna uit. Want hierdoor kon rijkdom tot de heidenen komen (Rom. 11:12). Het is dus niet zo dat God Farao al van tevoren tot de hel had verdoemd, voordat hij ook maar iets goeds of slechts had gedaan. Nee, de verharding was inderdaad een keuze als reactie op het recalcitrante hart van Farao dat al 6x eerder verhard was geweest. Het diende echter een duidelijk doel, want God verhardt niet ieders recalcitrante hart en zeker niet voor altijd en eeuwig. Ook dat zien we weer bevestigd in Romeinen 11:25-26. Er komt in hun geval een einde aan de verharding, nadat Zijn doel is bereikt (dat de volheid van de heidenen is ingegaan). Er staat dat God genade betoont aan wie Hij wil, maar niet dat dit compleet willekeurig is. Er is een reden voor. Het dient een doel. Winger zet nog veel meer misverstanden recht in twee andere seminars, maar ik denk dat we hiermee het belangrijkste getackled hebben. Dit artikel is namelijk alweer langer dan ik zou willen en ik wil uw aandacht niet verliezen. Voel u vrij om de in totaal drie sessies van Winger over Romeinen 9 nog eens te bekijken, want ik ben hier tamelijk beknopt geweest. Beperkte verzoening Het idee bij deze leerstelling is dat Jezus' offer precies afgepast is voor de uitverkorenen. Hij stierf zogezegd alléén voor degenen die al voorbestemd waren tot zaligheid. Niet voor de rest van de wereld. Woods vertelt dat de calvinisten graag verzen als Mattheüs 20:28, Johannes 10:15, Handelingen 20:28 en Efeziërs 5:25 naar hun hand zetten om dit idee te ondersteunen. Neem het vers van Johannes 10:15, waar staat dat Jezus Zijn leven geeft voor de schapen. Er staat niet dat Jezus Zijn leven enkel en alléén geeft voor de schapen! Het is een manier van zeggen wat het ander niet uitsluit. Zoals we bijvoorbeeld tegen één van onze kinderen kunnen zeggen na een prestatie: "Wat goed gedaan van je, ik ben trots op je!" Dat betekent niet dat je niet trots bent op het andere kind, want de aandacht is nu even gericht op het ene kind. De calvinistische uitleg van deze 4 verzen die ik zojuist noemde gaat ook compleet voorbij aan de vele teksten die juist het tegenovergestelde beweren, namelijk dat er onbeperkte verzoening is (Joh. 1:29, 3:16-17, 4:42, 6:51, 12:32, 47, Hand. 17:30, 2 Kor. 5:19, 1 Tim. 2:4, 6, 4:10, Titus 2:11, Hebr. 2:9, 1 Joh. 2:2, 2 Petr. 2:1). Neem het bekende Johannes 3:16, waar staat dat God de wereld heeft liefgehad en daarom Zijn eniggeboren Zoon Jezus heeft gegeven, zodat ieder die gelooft in Hem, eeuwig leven heeft. Of Hebreeën 2:9, waar staat dat Hij voor allen de dood zou proeven. Sommige calvinisten zullen zeggen over Joh. 3:16 dat er niet staat dat God de héle wereld liefhad. Dat is natuurlijk een taaltechnisch kunstje, een argument dat eenvoudig is te weerleggen met bijv 1 Joh. 2:2, waar wél staat dat Jezus een verzoening is voor de héle wereld. Dit soort verzen zijn heel moeilijk te verteren voor calvinisten. Ook 1 Tim. 4:10 vertelt dat God een behouder is van álle mensen. Niet dat iedereen ook daadwerkelijk gebruik maakt van die verzoening. Velen hebben besloten om Jezus niet te accepteren als Losoffer voor hun zonden en zullen daarom naar de hel gaan. Iedereen is dus redbaar, omdat het bloed van Jezus voor iedereen vergoten is. Maar niet iedereen wordt ook daadwerkelijk gered. Er is dus geen beperkte verzoening, maar uiteindelijk zal wel een beperkt aantal mensen gered worden, omdat de rest Jezus niet accepteerde als verzoening. Het is alsof u tegen een groep kinderen op een kinderfeestje zegt: "Er is eten voor iedereen", maar sommigen liever thuis eten. Onweerstaanbare genade De doctrine van onweerstaanbare genade gaat verder dan het oog in eerste instantie reikt. In eerste instantie klinkt zo'n doctrine prachtig, omdat het vanuit esthetisch oogpunt gezien ook echt zo is dat de genade van God zó mooi is, dat mensen het bijna niet kunnen weerstaan. De calvinisten gaan hierin echter wel héél ver en maken daar een heel juridische statement over, namelijk dat de 'uitverkorenen' uiteindelijk die genade letterlijk nooit kunnen weerstaan en bestemd zijn om daar op een bepaald moment in hun leven in te gaan geloven. Maar is dat wel écht zo? Is die genade van God letterlijk onweerstaanbaar? Een vers wat weleens gebruikt wordt door calvinisten om hun theorie te demonstreren, is Handelingen 6:10, waar staat dat een Joodse sekte niet in staat was om de wijze woorden van Stefanus te weerstaan. Betekende dit dat zij zich meteen bekeerden? Absoluut niet! Het vers erna zien we meteen wat er gebeurt; zij zetten mannen aan om hem te belasteren en zorgen ervoor dat Stefanus opgepakt wordt. Ze laten valse getuigen optreden (vers 13) en zo komt Stefanus voor het Joodse gerecht. Hier vertelt hij één hoofdstuk later dat deze mannen zich absoluut tegen de Heilige Geest verzetten (Hand. 7:51). Ziet u dat er dus een verschil zit tussen het kunnen weerstaan in redeneren (Hand. 6:10) en het daadwerkelijk weerstaan in het hart van mensen (Hand. 7:51)? Het eerste wijst vooral op de onmogelijkheid om iets te kunnen weerleggen, maar betekent nog niet automatisch dat hun hart meteen geopend wordt voor de Heilige Geest zodat zij gered worden. Het tweede demonstreert dat duidelijk; ze hebben hun harten verhard. Ook Romeinen 13:2 laat zien dat mensen zich kunnen verzetten tegen het gezag of de instellingen van God. Ook Handelingen 13:8, 2 Timotheüs 3:8 en 4:15 vertellen iets dergelijks. Of Hebreeën 10:29, waar staat dat wij het bloed en de Geest van de genade kunnen vertrappen? Volharding van de gelovigen Hier is nog zo'n doctrine die op zichzelf niet verkeerd is. Het is echter de uitleg ervan die mij tegen de borst stuit. Het idee bij calvinisten is namelijk dat een ware gelovige zál volharden. Als dat niet gebeurt, is het geen ware gelovige, volgens hen. Volgens hen zult u moeten volharden tot het einde, om te bewijzen dat u inderdaad bent gered. Dat is natuurlijk een vorm van werken voor onze zaligheid, zij het met terugwerkende kracht, wat in tegenspraak is met Efeze 2:8-9, waar juist staat dat onze redding is uit het geloof in genade en níet door de werken, zodat niemand zich kan beroemen. Rasechte calvinisten zoals John Piper denken daarom dat we pas aan het einde van ons leven zullen ontdekken bij de hemelpoort of we wel échte uitverkorenen waren en nooit echt zeker kunnen weten of we gered zijn. Pas dán zullen we weten of we volhard hebben tot het einde. Calvinisten geloven ook in "eens gered, altijd gered" zoals wij ook hier op Unravelations belijden. Zij geloven dat dit echter alléén geldt voor de ware gelovigen. De mensen die niet volharden, waren volgens hen al nooit écht gered. Piper (en velen met hem) gaat hier echter voorbij aan 1 Johannes 5:12-13, waar wél staat dat we zeker kunnen weten dat we eeuwig leven hebben; namelijk doordat we geloven in de Naam van Jezus (Jezus in het Hebreeuws is Yeshua, wat redding betekent). Johannes maakt in zijn evangelie (Joh. 10:28-29) ook nog eens duidelijk dat niemand ons uit die liefdevolle en reddende handen kan grijpen. Ook Paulus maakt duidelijk in Romeinen 8:38-39 dat niets of niemand ons kan scheiden van de liefde van Christus. En ook vertelt hij ons dat zélfs als we de Heilige Geest bedroeven, we blijven verzegeld met Hem tot de dag van onze verlossing (Ef. 4:30). Ergens anders vertelt hij dat we misschien wel al ons loon kunnen verliezen door afvalligheid, maar wél behouden zullen worden (1 Kor. 3:10-15, 1 Kor. 5:5). We hebben dit al eerder uitgebreid besproken in diverse artikelen hier op Unravelations. Nu geloof ik wel in volharding van de gelovigen als een opdracht, maar dan in de zin van heiliging en niet als onderdeel van onze redding. Het is als iemand die getrouwd is en gewoon uit liefde voor zijn vrouw dingen doet, gewoon.. omdat hij van haar houdt. Het zou vreemd zijn als die man bij elke misstap moet twijfelen of hij nog wel getrouwd is. Trouw is in essentie een onvoorwaardelijke belofte van trouw aan elkaar, in goede en slechte tijden. Helaas is dat model dat God in de Bijbel perfect heeft ingesteld (o.a. Efeze 5 maakt dit mooi helder) in onze maatschappij flink bezoedeld geraakt, en dat zorgt wellicht voor de verwarring tussen heiliging en redding. Tussen dienstbaarheid en trouw, om maar even een parallel te trekken. God is trouw, ook al zijn wij ontrouw (2 Tim. 2:13). Laat u overigens niet in de war brengen door het vers ervoor. Volharding zal resulteren in een gezamenlijk regeren. Dat betekent niet dat indien u níet volhardt, u voor eeuwig verloren bent. Het betekent primair dat u dus blijkbaar níet mee zult mogen regeren. U bent gered, maar het heeft u verder weinig loon opgeleverd in het hiernamaals. Hij zal ons dan verloochenen, maar ook dat betekent niet dat wij niet meer gered zijn. Het is enkel een vaststelling van het feit dat wij nooit echt iets hebben gedaan met onze redding, nooit echt bezig zijn geweest met heiliging en volharding, zodat wij Hem eigenlijk niet echt leerden kennen. We zijn gered, maar als de luie slaaf die uiteindelijk niks overhield. Zie ook dit artikel wat ik al eerder op Unravelations plaatste. Ik kan dus ook dit punt van calvinisme niet beamen. Sommige calvinisten maken van die laatste P van TULIP daarom ook weleens Preservation of the saints, wat bewaring van de heiligen betekent. Hier kan ik mij al meer in vinden, omdat het betekent dat de heilige gered is en blijft, veilig is in Jezus handen. Maar ook hier is de implicatie weer dat dit alléén voor de ware gelovigen geldt. De afvalligen hebben volgens hen eigenlijk nooit echt geloofd en zijn daarom blijkbaar niet uitverkoren. Conclusie Deze manier van geloven is een beetje een manisch-depressieve manier van geloven. Een soort shock-therapie voor christenen. Gaat het lekker met volharden, dan voelen we ons blij en soms zelfs trots (oeps!) Maken we een fout, dan beginnen we meteen te twijfelen of we wel écht gered zijn of dat we überhaupt wel uitverkoren zijn. Veel christenen in Nederland en in het Westen hebben zo'n achtergrond meegekregen door een kerk die is ontstaat uit de reformatie en hoewel het meestal nooit zo expliciet uitgesproken wordt als in dit artikel, is het in de preken vaak direct onder de oppervlakte wel merkbaar. Ik heb zelf 20 jaar in een traditionele kerk die ontstaan is uit de reformatie gezeten en ben natuurlijk heel dankbaar voor de kennis die ik daar heb opgedaan. Nee, ik noem geen namen van denominaties, omdat ik sowieso niet in denominaties geloof maar in dat éne Lichaam van Christus. Ik geloof dat in heel veel kerken mensen zitten die geloven. Púúr op het verlossingswerk van Christus vertrouwen in niet in hun eigen werken. Pas wanneer we dát voor het eerst erkennen, weten we dat we gered zijn; voor eens en altijd. Daarvoor maakt het niet uit welke stoel we warmhouden op zondagochtend. Christen zijn we 24/7, niet alleen op zondag. Fouten in doctrines zijn er naar mijn idee in vrijwel elke kerk. Waarschijnlijk ook op Unravelations. En dat is ook logisch. We zijn mensen en falen regelmatig. En daarom hebben we elkaar nodig om scherp te blijven. We moeten leerbaar blijven. Met dit artikel wil ik dus niet onze broeders veroordelen maar juist uitdagen om één en ander naast de Bijbel te leggen. Ik ga hierbij niet in debat, daar heb ik simpelweg de tijd niet voor. Ik bied u informatie en hoop dat u ermee aan de slag gaat, als een goede Bereaan (Hand. 17:10-11) Onderzoek het voor uzelf en trek uw eigen conclusies. Laat u oprecht leiden door de Heilige Geest en Hij zal u leiden in heel de waarheid (Joh. 16:13). God bless! :-)
3 Comments
Rein
10/31/2021 23:43:45
Standpunten van anderen weergeven om die vervolgens te weerleggen, is altijd link. Geef je de standpunten wel juist weer? Maak je geen karikatuur en interpreteer je uitspraken van de ander wel goed? Meestal gaat het mis. Het is een beetje als praten over iemand die er niet bij is: het wordt al gauw roddelen. Je voelt je namelijk niet geremd in je uitspraken, de ander kan zich niet verweren, geen context geven, zijn gezichtspunt zelf uitleggen...
Reply
Hoi Rein,
Reply
Rein
11/5/2021 00:32:25
Beste Admin, Your comment will be posted after it is approved.
Leave a Reply. |
Categorieën
Alles
Archieven
Maart 2025
|